De watergeuzen.
‘Ik wist niet, dat ik zoo'n brave jongen was’, moet een aangeklaagde eens gezegd hebben, toen zijn advocaat een pleidooi beëindigd had, waarin hij zijn cliënt in een bijzonder gunstig daglicht had trachten te stellen.
Of niet de Watergeuzen, stel zij konden de Den Briel-feesten nog eens bijwonen, en zien in welke stemming die werden gevierd, de neiging zouden voelen opkomen, om dat van zooveel zelfkennis getuigende gezegde te herhalen? ‘Wij wisten niet, dat wij zulke brave jongens waren’!
Wel te verstaan: de Prins van Oranje, die hun hun kaperbrieven had gegeven, had zeker genoeg zijn best gedaan om het hen te maken. Zooals Groen van Prinsterer meedeelt: er bestond strenge tucht aan boord. En bovendien was er dan nog de bepaling, dat ‘de Capiteinen elk op zijn schip zullen hebben een minister (predikant) om Gods Woord te verkondigen, gebeden te doen, en de soldaten met de schippers te houden in christelijke zedigheid’.
Maar of dat alles veel gegeven heeft?
Volgens het Geuzenliedje ‘Wij Geuskens’ wel! Hoor maar:
‘Wij Geuskens willen nu singhen
En van vreuchden opspringhen,
Dat ons Godt ghebenedijt,
Daerom wij zullen eendrachtich
Den Lof Godt gheven certeyn’.
Doch, zonder nu bepaald kwaad van de dichters te willen zeggen: zien die de dingen niet wel eens in roziger wolken dan een gewoon proza-mensch dat doet?
Ziehier tenminste een paar aanteekeningen, ontleend aan het archief der Evangelisch-Reformierte Kirche te Emden, die ons een heel anderen indruk geven:
19 Sept. 1569, van Aggeus is met droefheid voorgesteld, dat hij op den burg gevangen zit om alliantie en gemeenschap met de vrijbuiters;
13 Nov. 1570, groote ergernis onder de vromen omdat Regner Cant aan het H. Avondmaal is gekomen, niettegenstaande zijn relaties met ‘de fributern, dar doch alle fromen over klagen’;
27 Nov. 1570, men zal Joh. Crispins vrouw bericht zenden, dat ‘se ohne argernisse dat druncken geselschap der frijbuiteren niet kan harbargen unde setten, unde haer drunckenschap tho bedenen’;
28 Aug. 1571 en vervolgens, men voert een tuchtprocedure tegen zekere Tanneke Bleeckster, omdat deze ‘myt vrijbuiteren grote ummeganck holt’ en door ‘looffwerdige broeders’ op de schepen gezien is!
Niet alleen een Nurks, niet waar, zou zich in dit gezelschap laten verleiden tot een: ‘Niet veel zaaks’!
Is dit een poging onze vrijheidshelden naar beneden te halen? Een poging tot propaganda van het denkbeeld, dat ze met hun rammen van de Noordpoort geen goed werk hebben gedaan en dat wij niet dankbaar moeten wezen voor wat zij volbrachten?
Allerminst! Slechts een trachten de grootheid van hun daad zuiver te karakteriseeren.
De kwestie of Lumey en de zijnen werkelijk wel zoo heelemaal, menschelijkerwijs gesproken, toevallig op Den Briel zijn losgetrokken als men pleegt aan te nemen, is - sedert Karl Stählin tegen Fruins opinie in deze in verzet kwam - nog niet als uitgevochten te beschouwen. Maar dat ze iets hebben verricht, dat even diep en even heilzaam in het lot van ons vaderland heeft ingegrepen als slechts de feiten van de allereerste orde hebben gedaan, is onweersprekelijk en wordt ook door niemand betwijfeld.
En daarom moet hun in het pantheon van onze vaderlandsche groote figuren stellig en zonder aarzelen zelfs een eereplaats worden toegewezen.
Slechts is hun grootheid historisch, niet ethisch geweest. Een, die schuilde in het beteekenisvolle en zegenrijke van hun optreden. Niet in het gave daarvan.
Teekenachtig zegt het volk, dat God wel eens een rechten slag slaat met een krommen stok. Voelt wie als Christen de gebeurtenissen van 1 April 1572 waarneemt, in het licht van hetgeen ik hier in herinnering bracht, niet onwillekeurig de gedachte aan die spreekwijs opkomen?
A.A. VAN SCHELVEN.
Haarlem, Maart 1922.
GEUZENPENNING.
De opschriften beduiden: In alles getrouw aan den Koning - tot den bedelzak toe.
(Cliché uit Ned Historieprenten, door G. van Rijn. Uitg. S.L. van Looy, Amsterdam)
GEUZENPENNING.
De opschriften beduiden: In alles getrouw aan den Koning - tot den bedelzak toe.
(Cliché uit Ned Historieprenten, door G. van Rijn. Uitg. S.L. van Looy, Amsterdam)