Punt VI. Voorstel van Kapt. Oudendijk:
De vergadering drage aan het Dag. Bestuur op een brief, in den geest van den navolgenden, te richten tot de besturen der opnieuw gevormde afdeelingen (Takken) van het A.N.V. in Vlaanderen en tot hen, die in Vlaanderen voor de herleving van het A.N.V. werken:
‘De Groep Nederland acht het voor de vervulling van haar taak noodig, dat haar reglement grondig worde herzien. Zij wil daartoe evenwel niet overgaan, voordat de herziening van de Bondsstatuten, die reeds sedert 1916 aanhangig is, haar beslag heeft gekregen. Het Bestuur van Groep Nederland acht het evenwel met het oog op den toestand van de Groep noodzakelijk, dat de reglementsherziening zoo spoedig doenlijk plaats vinde.
Het H.B. is eveneens van meening, dat de herziening der statuten spoedig moet plaats vinden, evenwel zoo eenigszins mogelijk met medewerking van de Vlaamsche groep. In verband hiermede geven wij U in overweging, het daarheen te leiden, dat Uw Groep zóó spoedig, zij het ook slechts met enkele takken, weer is opgericht, dat uiterlijk den...... vertegenwoordigers van Uw Groep in het H.B. aan de herziening der statuten kunnen medewerken.’
De Voorzitter verwondert zich eenigszins over het feit, dat dit voorstel van den heer Oudendijk komt, daar deze juist in de vergadering van 5 November 1921, nadat de 2e lezing der nieuw ontworpen statuten in behandeling was genomen, opschorting had voorgesteld om de Vlamingen alsnog gelegenheid te geven na de te verwachten heroprichting der Groep aandeel in de statutenwijziging te kunnen nemen. Het D.B. ontraadt het stellen van een termijn, daar alleen tak Brussel wederom goed is georganiseerd. De Groepsvorming forceeren zou het A.N.V. voor goed schade doen. Het moet een vereenigingspunt worden voor alle Vlamingen die cultureel met Nederland willen samenwerken en daarvoor moeten de invloedrijkste mannen aan het hoofd komen en de leiding nemen. Wij moeten dus afwachten. Niets belet intusschen Groep Nederland haar reglement naar onmiddellijke behoeften te herzien.
De heer Oudendijk licht zijn voorstel toe. Het heeft geen andere bedoeling dan de stemming van de laatste Groepsraadsvergadering tot uiting te brengen. De gedachtenwisseling was daar verward en spr. zag in een motie der Afd. Rotterdam een veronachtzaming der Vlaamsche belangen. Na hetgeen door den voorzitter in het midden is gebracht, trekt spr. zijn voorstel in. Men weet dat spr. meer hecht aan krachtig werkende besturen dan mooie reglementen. Dat de hinderende bepalingen van het Groepsreglement kunnen worden onschadelijk gemaakt, blijkt uit het voorstel Den Haag, waardoor de dure bijeenkomsten van den Groepsraad voor 1922 tot één zijn teruggebracht.
De Voorzitter dringt er, wat Groep Nederland betreft, nog op aan, dat krachtig een gezonde reorganisatie ter hand worde genomen: Afdeelingen alleen daar waar een opgewekt plaatselijk verbondsleven mogelijk blijkt, de andere opheffen, vooral werken met vertegenwoordigers in verschillende centra van het land en een of meer propagandisten, die met voordrachten, films en dergelijke door het land trekken.
De heer Phaff erkent dat dit er op papier mooi uitziet, maar de werkelijkheid is anders. Belangstelling wekken en leden werven - spr. heeft het bij ondervinding geleerd - is in dezen tijd vooral heel moeilijk en de propaganda, zooals de voorzitter zich die denkt, is vóór alles een kwestie van geld, dat er niet is. Toch zal spr. als tijdelijk Groepsvoorzitter in de gewenschte richting sturen.
De Voorzitter wijst erop, dat, als volgens zijn denkbeeld wordt gewerkt, het Groepsbestuur over ruimer middelen zal beschikken.