Ingezonden.
Het Alg. Nederlands Verbond en het Spellingvraagstuk.
(Een raad.)
Nu Neerlandia van Des. meedeelt, dat de Voorzitter van het Verbond zich met de spelling heeft beziggehouden na het verschijnen van het Ontwerp-Kluyver-Muller, is het wel gewenst vast te stellen, welke houding het Verbond in dezen past. Deze zaak raakt in de allereerste plaats Nederland zelf en evenmin als het Verbond als officieel lichaam iets gedaan heeft voor onze eenheid in spellingopzicht met het ons voorbijstrevende Zuid-Afrika, evenmin ligt het nu op onze weg ons te schikken naar het ver achter ons aankomende Vlaanderen. Nederland moet zelf zijn weg zoeken en het Verbond moet in dezen als lichaam niets doen. Dit is de zuiverste logika. Wil het toch iets doen, dan moet het als het juiste midden tussen een veel radikaler Zuid-Afrika en een veel konservatiever Vlaanderen immers toch gedoemd zijn tot stilstand, tenzij het - en daar is het nu nog de tijd niet voor, vrees ik, nu de politieke hartstochten nog zo in beroering zijn - de elementen van een Vlaamse openbare meening alle zou kunnen uit elkaar houden, van ieder element de mening kunnen vernemen en daarvan de waarde schatten. Immers, als men nù alleen b.v. op de Vlaamse Akademie afging, zou men een geheel ander antwoord krijgen dan wanneer men de onderwijzers zelf vroeg, vooral die in bedreigde punten als Brussel. Ik waarschuw hiervoor, omdat ik zelf te Brussel indertijd bij gelegenheid van het daar gehouden Taal en Letterkundig Kongres alle afdelingen heb zien leegstromen naar die van onderwijs, waar het spellingvraagstuk aan de orde was; omdat ik zelf daar heb ondervonden hoeveel belangstelling en genegenheid te Vlaanderen was onder openbare en biezondere onderwijzers voor de Vereenvoudigde Spelling, zodat een geweldige meerderheid zich verklaarde voor de invoering daarvan in beide landen; en omdat ik voel, dat de hoofdgrond voor deze instemming, het meer en meer opdringen van het Frans, in de loop der jaren er sedert niet zwakker op geworden moet zijn; integendeel, het Frans laat zich hevig
voelen op elk gebied; dat kunnen wij als buitenstaanders zelfs wel in onze kranten merken.
Dus het Vlaamse onderwijs zal anders denken over deze zaak, wanneer de onderwijzers er kennis van nemen, dan taalgeleerden als de Vlaamse Akademie bevat. Hoe presies, weten we nu nog niet en zullen wij pas over wie weet hoeveel tijd kunnen vernemen; maar dan mogen wij nu ook niet ons laten drijven in een of andere richting door een klein gedeelte van de Vlamingen en wel door hen, die het minst in aanraking komen met het Lager onderwijs. En waar de anderen zwijgen, is het dus zaak onze eigen weg te gaan. Dat wil dus zeggen: òf het Bestuur van Groep Nederland moet het initiatief nemen, òf het Hoofdbestuur moet zeggen: ‘Wachten willen wij niet langer: het is al welhaast 30 jaar geleden, dat de voorzitter van het Arnhemse Taal en Letterkundig Kongres een warm pleidooi hield vóór het invoeren van de Vereenvoudigde Spelling; de Staatskommissie van 1916-1918 heeft dezelfde beginselen als de vereenvoudigers tot de hare gemaakt, met enkele uitzonderingen; het plan-Muller, om daarbij een voor allen bindende “beknopte” lijst te maken met zgn. mannelike woorden, die n's van lidw,, bijv. nw. en voornw., is volgens eigen getuigenis mislukt (zie Inleiding “Ontwerp” blz. 19); het plan-Kluyver-Muller: om “een grotere lijst” te maken van die woorden en de strikte toepassing daarvan te eisen “in alle ambtelijke stukken”, terwijl “de leerlingen van Middelbaar en Voorbereidend Hoger onderwijs.... met die lijst in kennis gesteld (worden), om er zich op nader te bepalen wijze van te bedienen (een slaafs van buiten leeren is hierbij vanzelf uitgesloten)”, maar daarentegen 95% van ons volk, die niet hoger in onderwijs komen dan de Lagere school, (van welke 95% echter de ambtenaren weer - zie vóór - moeten afgetrokken) het met een eenvoudiger geslachtsregeling moeten stellen, met alleen de mann. personen, en die mannetjes-dieren, wier wijfje een andere
naam
heeft, als woorden om van n's in bepaalde gevallen te worden voorzien; dat oneenvoudige plan, dat geheel op willekeur berust en - vooral! - het Nederlandse volk in drie kasten verdeelt, de 1e die der Ambtenaren, de 2e die der H.B.S.'ers en Gymnasiasten en 3e al de anderen, die verdeling, die regeling, die een chaos veroorzaken zal, willen wij ook niet: er blijft ons dus niets anders over dan om te beslissen, òf wij de Minister van Onderwijs zullen vragen om alsnog de regeling van de Staatskommissie 1916-1918 in te voeren, die de letterkundigen hebben goedgekeurd; dan wel zullen zeggen: Excellentie, probeer het gerust met de Vereenvoudigde Spelling, zoals die daar ligt en al dertig jaar lang de toets van het gebruik heeft doorstaan, zoals twee derde van alle leraren begeert.’
Ziedaar dunkt me de juiste gedachtengang van het Alg. Nederl. Verbond. Dus om samen te vatten: òf Groepsbestuur van Nederland òf het Hoofdbestuur vrage de Minister:
1. | Bezie de zaak van Nederlands standpunt alleen; laat Vlaanderen en Zuid-Afrika weg. |
2. | Beslis tussen de Vereenvoudigde Spelling zonder meer, of die van de genoemde Staatskommissie 1916-1918, d.w.z. de Vereenvoudigde Spelling met uitzonderingen. Verwerp dus geheel het ‘ontwerp-Kluyver-Muller’. |
3. | En dan vooral: - Kluyver en Muller lieten dit na - stel een herzienings-kommissie in, die alle 10 jaren over wenselike veranderingen verslag uitbrengt, zodat we eens en vooral voor verdere spellingstrijd bewaard blijven. Het kan nu zo wel. |
J.B. SCHEPERS.