Federatie en nog wat.
Den Haag, 3 Dec. 1921.
Zeer geachte Redactie,
Uit het Overzicht der Hoofdbestuursvergadering van 5 Nov. in het laatste nr. van Neerlandia blijkt dat de strijd voor de federatie van het Algemeen Ned. Verbond wordt voortgezet. Mag ik daarom nog eens herhalen wat ik in een ingezonden stuk van 1917 in uw tijdschrift reeds zeide, namelijk dat de federatie - of juister: verdere federatie (het Verbond is immers reeds een federatie) - feitelijk het einde van het Alg. Ned. Verbond beteekent. De stichters van het Verbond wilden juist den nadruk gelegd hebben op het algemeene; thans verlangt men hier in Nederland, dat men het accent zal leggen op het bizondere.
De ‘federalisten’ zijn blijkbaar vol goeden wil en blakend van ijver; zij wenschen meer actief te kunnen optreden en zijn daarom voorstanders van een reorganisatie, die hun meer vrijheid laat op het speciaal-Nederlandsche arbeidsgebied. Zij verdienen allen lof voor hun ijver maar zouden ook geduld moeten leeren oefenen. Nog een beetje geduld. Wanneer binnenkort de normale toestand hersteld zal zijn en de laatste naweeën van den oorlog verdwenen; wanneer dan de beteekenis van de Nederlandsche taal in het tweede grootste gebied waar men die taal spreekt - door de werking van de Vlaamsche bestuurswet, door de binnenkort waarschijnlijk veroverde wet op de vervlaamsching der Gentsche hoogeschool, door de werking van de meer dan ooit Vlaamsche gemeente- en provincieraden, door de werking ook van een jonge partij, die de Vlaamsche zaak als het ware gespecialiseerd heeft - wanneer er dan meer dan ooit behoefte zal zijn aan een organisme dat, buiten de regeeringen om, zorg draagt voor tal van belangen, welke uit de taal- en cultuurgemeenschap voortvloeien, dan zal men een nieuw Algemeen Ned. Verbond moeten stichten wanneer de Nederlandsche tak van het tegenwoordige verbond inderdaad een nationalistische Nederlandsche vereeniging in den engeren zin van het woord zou geworden zijn.
Ik overdrijf misschien. Dit kan ter wille van de duidelijkheid zijn nut hebben. In ieder geval zouden de ‘federalisten’ m.i. goed doen de gevolgen van hunne actie nog eens ernstig te overwegen.
Nu nog een tweede opmerking. De toekomst van het Algemeen Ned. Verbond hangt ten deele af van de wijze waarop men hier in 't Noorden de Belgische toestanden beoordeelt. Is Neerlandia zelf echter wel altijd voldoende objectief? Het laatste nummer b.v. brengt een verheerlijking van van Cauwelaert. Volkomen terecht! Van Cauwelaert verdient de hulde en den dank der Nederlandschgezinden. Maar waarom wordt er in het berichtje over de verkiezingen niet eens melding gemaakt van den strijd en het succes der frontpartij? Van Cauwelaert's succes is voor een niet onbelangrijk deel te danken aan de agitatie der activisten en der frontpartij. Zonder frontpartij ware hij thans niet eens burgemeester (wie de samenstelling van den Antwerpschen gemeenteraad kent, kan dit op zijn vingers natellen) en zonder de activisten zou hij wellicht nu nog evenals in 1917 het recht opeischen om met zijn Belgische oorlogsvloot heen en weer te varen op de Nederlandsche Schelde, wat toch ook in den weg zou staan aan een hulde in Neerlandia.
Wij herhalen het: van Cauwelaert verdient hulde en dank maar de frontpartij verdient niet verzwegen te worden, en wanneer wij dit schrijven dan is het niet omdat het zoo bijzonder aangenaam zou zijn voor ons om iets over die jonge partij in Neerlandia te lezen, maar omdat het voor de toekomst van de Vlaamsche beweging volstrekt noodig is, dat hare vrienden in het Noorden objectief oordeelen.
Met de meeste hoogachting
Uw dw. d. LEO PICARD.