eigen Rembrandt heeft men over Duitschland (Dr. Bode) moeten leeren kennen.
De waardeering voor eigen litteratuur stijgt enorm met een overbrenging in een andere taal.
De eigen muziek zal niet tot het Nederlandsche volk doordringen voor en aleer het buitenland haar gaat meetellen. Daarvoor is noodig, dat ons volk zelf met haar eigen kunst vertrouwd raakt, en het buitenland bemerkt, dat wij ook een eigen toonkunst bezitten en weten te waardeeren.
Onze litteratuur begint langzamerhand tot het buitenland door te dringen. Hildebrandt, Multatuli, Heijermans, Van Eeden, Couperus e.a. zijn geen onbekenden meer in de wereldlitteratuur; vooral onze dramatische kunst begint zich ook in het buitenland baan te breken.
Maar met onze toonkunst staat het in dit opzicht treurig geschapen. Hoe kan het anders, waar wij zelf haar niet kennen, niet willen kennen, laat staan waardeeren.
Er is een Nederlandsche toonkunst in wording. Zij kan alleen door belangstelling van het publiek tot groei en rijpheid komen, doch ook door onverschilligheid in haar ontwikkeling zeer worden tegen gehouden.
De Maatschappij voor Beeldende Kunsten heeft met haar eerste concert onlangs het muzikale Amsterdam aan de pols gevoeld. Men weet het uit de dagbladen: die pols klopte zeer flauw.
Wij hebben met ons eerste Nederlandsche Toonkunstconcert een eere-saluut willen brengen aan Bernard Zweers, den man die het vaandel voor de Nederlandsche Toonkunst ontrold heeft en sedert jaren hooggehouden.
Onze dirigent, de heer Hubert Cuypers, denkt het daarbij niet te laten en zal zeer zeker de jongeren niet negeeren. Zijn en ons ideaal is: het Nederlandsche volk te bewijzen, dat er een Nederlandsche Toonkunst bestaat die recht op zijn belangstelling heeft.
⋆ ⋆ ⋆