Nederland in den Vreemde.
De vereeniging van dezen naam, met welke wij aangenaam samenwerken - hoe kan het anders daar beiden denzelfden voorzitter hebben - heeft de vorige maand haar jaarverslag over 1920 openbaar gemaakt.
Waar N.i.d.V. geen blad uitgeeft, spreekt het van zelf, dat zij elk jaar de gelegenheid aangrijpt, in haar jaarverslag het volle licht te laten vallen op haar werkzaamheid, die in veel en velerlei nuttig werk uitkomt, voornamelijk door het systeem der commissies voor bepaalde doeleinden. In 1920 kwamen er bij de Zweedsch-Nederlandsche, de Deensch-Nederlandsche en de Italiaansche.
Deze practische verdeeling van arbeid stelt het Dag. Bestuur tot een ruim initiatief in staat, daar zij voor de uitwerking van een plan steeds de geschikte personen weet te vinden. En dat zich daarvoor invloedrijke mannen en vrouwen beschikbaar stellen, bewijst het vertrouwen, dat deze nog jeugdige Vereeniging zich heeft weten te verwerven.
Zij telt nog slechts ruim 900 leden, die echter f 9000. - aan jaarbijdragen betalen. Maar - en nu laten wij den geestdriftigen secretaris aan het woord. - ‘Onze betrekkingen breiden zich naar vele kanten uit. Zoowel door de Nederlandsche Regeering als door vele landgenooten werden wij krachtig gesteund. Meer en meer blijkt, dat onze Vereeniging voorziet in een behoefte, die vooral door de verschillende takken van Handel en Nijverheid zeer wordt gevoeld, getuige de ferme steun, welke wij van die zijde in steeds stijgende mate mogen ontvangen.’
Daar de Vereeniging vooral in den vreemde werkt, wordt een groot gedeelte van het verslag ingenomen door mededeelingen over de vertegenwoordigers in het buitenland. Wij doen enkele aanhalingen:
‘Onze vertegenwoordiger te Londen, Prof. Dr. P. Geyl, hield in het begin des jaars een drietal lezingen voor de University of London, onder den titel “Holland and Belgium”. De eerste lezing vond plaats den 10en Febr. en werd gepresideerd door Lord Reay. In deze lezingen werd de geschiedenis der beide in den titel genoemde landen uitvoerig behandeld van de middeleeuwen af tot den huidigen dag toe. Temeer winnen deze lezingen in waarde, omdat zij het juiste licht werpen op het moeilijk Schelde-vraagstuk. Er werd dan ook buitengewoon veel belangstelling aan den dag gelegd, zelfs zooveel, dat het wenschelijk bleek het gesprokene in brochurevorm vast te leggen. Vele duizenden dezer brochures werden, mede door de Vereeniging, in verschillende landen verspreid.’
‘Door onzen vertegenwoordiger te Rome, Dr. G.J. Hoogewerff, werd in het afgeloopen jaar wederom een groote werkzaamheid aan den dag gelegd. Reeds in den aanvang des jaars werd ons een volledig en tot in onderdeelen uitgewerkt plan voor een Nederlandsche Week te Rome in 1922 voorgelegd, waaraan de heer Hoogewerff een zeer werkzaam aandeel heeft gehad.’
‘Een “Comitato Italo-Olandese” werd eveneens door zijn bemoeiing ingesteld. Vele vooraanstaande economen en politici hebben daarin zitting, zoodat wij met grond kunnen verwachten, dat de betrekkingen tusschen Italië en Nederland op een goede basis worden gebouwd.’
Na de zoo goed geslaagde Nederlandsche Week te Madrid, dit voorjaar, waarvan dit verslag nog maar ter loops melding maakt natuurlijk, is de verwachting voor Rome sterk gespannen.
Dank zij de voorbereidingen door den heer Reyneke van Stuwe, vertegenwoordiger te Londen, getroffen kon in verschillende steden van Engeland een welgeslaagde Nederlandsche kunsttentoonstelling worden gehouden.
In Noord-Amerika werken de heeren Dr. A.v.C.P. Huizinga en prof. dr. A.J. Barnouw samen om goede vertalingen van Nederl. tooneelstukken te bezorgen, ter opvoering in Amerika.
N.i.d.V. heeft het voorrecht sprekers van naam bereid te vinden, in het buitenland voordrachten over ons land te houden. Genoemd worden o.m. Mr. J.H. Abendanon, prof. dr. C.A. Verrijn Stuart en prof. mr. dr. Ant. van Gijn.
En waar het gesproken woord niet ten dienste staat, weet het Bestuur door veelvuldige verspreiding van geschriften Nederland op zijn best in den vreemde bekend te maken. Ook ons land in beeld gaat de wereld over, zoowel door het stilstaande lantaarnplaatje als de bewegelijke film.
De jaarverslagen der verschillende commissies vindt men achter het algemeen verslag. Zij bevatten nog tal van wetenswaardige bizonderheden, maar wij meenen in het bovenstaande genoeg te hebben aangestipt als bewijs van onze waardeering voor de nuttige, voor ons land zoo beteekenisvolle taak van N.i.d.V., welke met zoo groote opgewektheid wordt vervuld door het ijverige Dag. Bestuur, bestaande uit de heeren: P.J. de Kanter, voorzitter, Mr. H.C. Dresselhuys, onder-voorzitter, Dr. M. de Hartogh, secretaris, en A. Hoogeboom, penningmeester.