Neerlandia. Jaargang 25
(1921)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdFriedrichstadt a.d. Eider.Jaren geleden zijn in dit blad reeds een paar artikelen verschenen over de oud-Hollandsche kolonie in Sleeswijk, Friedrichstadt aan de Eider. Er is dit jaar een bijzondere reden om nog eens op dit uit historisch en vaderlandsch oogpunt zoo merkwaardig stadje en de geschiedenis van zijn ontstaan te wijzen. Friedrichstadt zal n.l. op 27 en 28 Augustus zijn driehonderdjarig bestaan herdenken. In het jaar 1619, tijdens de Remonstrantsche en contra-Remonstrantsche twisten, hadden er reeds onderhandelingen plaats met de leiders der Remonstranten met de bedoeling om hen, die toch reeds voor een deel uit Holland waren gevlucht en die voorzoover ze in in 't land waren gebleven, geen vrijheid van geloof hadden in het vaderland der geloofsvrijheid, er toe te bewegen in Sleeswijk een veilige toevlucht te zoeken. De hertog Friedrich III van Holstein-Gottorp, een jong, begaafd en voor zijn tijd bijzonder vooruitstrevend vorst, zou niets liever zien dan dat talrijke Hollanders, liefst kooplieden met eenig kapitaal, in zijn landstreken hun woonplaatsen zouden opslaan. Zijn beweegredenen zijn niet louter van idealen aard geweest. Het was niet zoozeer sympathie met het geloof of de zaak der Remonstranten, die hem bewoog, al blijkt het uit een door hem gegeven octrooi, dat hij, tenminste op het punt van het leerstuk der voorbeschikking, aan de zijde der Remonstranten stond. Hoofdzakelijk had hij bij zijn uitnoodiging de belangen, vooral de commercieele belangen, van zijn eigen land op het oog. Hij hoopte gebruik te kunnen maken van Hollandsche koopmansenergie, zeevaartkunst en van Hollandsch kapitaal om daardoor de welvaart van zijn volk te vergrooten. Het is zoo goed als zeker, dat Johannes de Haan, de vriend van Oldenbarnevelt en Hugo de Groot, die in 1619 uit Holland naar Sleeswijk-Holstein gevlucht en een der raadslieden van den hertog geworden was, de opmerkzaamheid van Friedrich op de Remonstranten gevestigd heeft. In 1620 kwam een kamerheer van den hertog naar Antwerpen om daar met de drie directeuren der Remonstranten te onderhandelen en in de lente van 1621 werden twee Remonstranten, Niellius en Lomannus, naar Holstein gezonden om met den hertog zelf te beraadslagen. Er was bij de Remonstranten een zekere aarzeling op te merken. Zij zagen blijkbaar de onderneming niet zoo hoopvol in als de hertog. Een zekere Willem van Hoven echter, heer van Wedde, Westerwolde enz., een aanzienlijk en vermogend man, zette zijn schouders onder de zaak, reisde tusschen Holland en Holstein heen en weder, schreef brieven aan de directeuren en liet ten slotte op eigen kosten werklieden komen om met den bouw van de nederzetting een begin te maken. In September 1621 werd dan de eerste steen van het eerste huis door Willems zoon, Antonie van Hoven, gelegd. De plaats voor de te bouwen stad was gunstig gelegen op de plek, waar een tamelijk breede rivier, de Treene genoemd, zich in de Eider stort. De streek er omheen is vruchtbaar en welvarend. Het is de buurt, waar de meeste romans van Gustav Frenssen spelen, Dithmarschen en Eiderstedt. Daar woont een stoer en vrijheidlievend volk, in karakter op het Nederlandsche veel gelijkend. Ook de taal, het Platduitsch (maar niet het Platduitsch van Reuter) is voor een Noord-Nederlander in 't bijzonder voor een Groninger gemakkelijk te verstaan. Desniettemin was de verstandhouding tusschen de Hollandsche kolonisten en de boerenbevolking in den omtrek aanvankelijk allesbehalve vriendelijk. Dat kwam door 't feit, dat de hertog den Remonstranten allerlei voordeelen en monopolies had geschonken, waardoor de landsbevolking zich benadeeld achtte. Gedurende den bouw der stad vonden allerlei onaangename voorvallen plaats. Ook onder de kolonisten ontstonden twisten, vooral tusschen den in 1624 aangestelden stadhouder Adolf van de Wael, heer van Moersbergen, een lid van de Utrechtsche ridderschap, en den gemeenteraad van het stadje. Vrederijk was de eerste tijd van Friedrichstadt dus niet. En ook in ander opzicht bleven de teleurstellingen niet uit. De hertog had gehoopt, onder bescherming van de eigen vlag, handel te kunnen drijven met Spanje en zelfs met Indië en Perzië, maar de Duinkerker zeeroovers ontzagen de vlag van het kleine rijk, dat geen oorlogsvloot bezat, niet en de Spaansche commissaris, Quirinus Jansenius, heulde in 't geheim met de Duinkerkers. Bovendien trokken vele Hollandsche families weer naar 't vaderland terug, toen na den dood van Prins Maurits de toestanden voor de Remonstranten gunstiger werden. Friedrichstadt, in brieven van 1624 nog de stad van de 25 huizen genoemd, is een stadje van ± 2500 inwoners gebleven. Het heeft zware tijden gekend. In 1850, tijdens den opstand van Sleeswijk-Holstein tegen Denemarken, heeft het een bombardement moeten doorstaan, waarbij een groot deel der huizen, ook de oude Remonstrantsche kerk, in puin geschoten werd of in de vlammen opging. Ware dat niet geschied, dan zou Friedrichstadt het meest onvervalscht oud-Hollandsch plaatsje zijn, dat er ter wereld bestaat. Zelfs nu nog heeft het de Nederlandsche afkomst bewaard in enkele oude gevels en vooral in den aanleg der stad met grachten en steenen bruggen. Omdat de stichters der stad als voorwaarde stellen, dat er absolute vrijheid van godsdienst zou zijn, een eisch, na eenig tegenstreven door den hertog ingewilligd, kwamen reeds spoedig Doopsgezinden, Katholieken en Joden de stad bevolken. Natuurlijk kwam er ook een Duitsch-Luthersche gemeente, die op 't oogenblik verreweg de grootste is. Maar ook de andere gemeenten hebben zich staande gehouden, zoodat men thans nog in het plaatsje vijf gemeenten met vijf kerken telt. De verhouding tusschen die gemeenten onderling is doorgaans vredig en vriendelijk geweest. Tot in den allerlaatsten tijd hadden de Remonstranten en de Roomsch-Katholieken een gemeenschappelijk kerkhof. Hoewel de stad door den wereldoorlog en zijn gevolgen financieel ten achter is geraakt, heeft de gemeenteraad met volledige instemming der burgerij besloten, het gedenkfeest luisterrijk te vieren. Er zal een historische optocht worden gehouden en wat dies meer zij. Bovendien geeft de stad een gedenkschrift uit, dat door Dr. Harry Schmidt, op 't oogenblik wel de beste kenner der Friedrichstadtsche geschiedenis, zal worden samengesteld. Het stadsbestuur heeft die uitgave | |
[pagina 88]
| |
gewaagd in de hoop, dat er van buiten financieele steun zou komen. Het heeft daarbij ook aan Nederland gedacht en mochten er onder de lezers van dit blad zijn, die voor dit doel iets over hebben, dan kunnen ze hun giften doen toekomen aan den schrijver van dit artikel of aan den heer Heinrich Lorenzen te Friedrichstadt a.d. Eider. De Remonstrantsche Broederschap zal bij het feest vertegenwoordigd zijn. Het zou niet onaardig zijn, wanneer er van hier uit ook nog andere personen persoonlijk blijk gaven van hun belangstelling in deze eenige Hollandsche kolonie in Europa. Men reist er heen over Bremen, Hamburg en dan met de zoogenaamde Marschbahn langs de Westkust. Al behoort die streek niet tot degene, die om hun natuurschoon bezocht worden, er is juist voor Hollanders zooveel eigenaardigs en merkwaardigs te zien, dat niemand zich beklagen zal, dit reisje eens gemaakt te hebben.Ga naar voetnoot1) Over de feestviering zelve hoopt Neerlandia later een artikel op te nemen.
Rotterdam, Mathenesserlaan 419a. P. ELDERING. |
|