worden. Wat is toch de reden, dat de Hollander niet licht in geestdrift komt, hetzij voor de kleinere nationale, hetzij voor de grootere internationale gemeenschap? Blijft in 't algemeen een praktische gemeenschapszin bij ons al te zeer latent?
In 1910 kon men nog hopen, dat het geregeld aandoen van Colombo door de booten der stoomvaartmaatschappijen ‘Nederland’ en ‘Rotterdamsche Lloyd,’ de banden van Nederland en Indië met de burgers van Ceylon zou versterken.
Mijn bezoek in April 1921 leerde echter, dat deze hoop niet in vervulling is gegaan. Integendeel. Sinds 1910 valt hoofdzakelijk achteruitgang en verval van de Groot-Nederlandsche beweging op Ceylon te constateeren. De Hollandsche leergangen moesten door daling in belangstelling tenslotte gestaakt worden. Zelden bemerkten de burgers zij Vlamingen willen zijn, om Europeërs te schepen. De Nederlandsche maatschappijen doen blijkbaar niets voor het Hollandsche leven op Colombo; zij houden, naar Hollandsche adat, te eenzijdig hun zaken-standpunt in 't oog. Onze taal is van het eiland weggewischt. De Portugeezen, die vóór de Hollanders op het eiland gevestigd waren, hebben nog hun taal behouden; wij hebben een zelfde spoor niet nagelaten.
In de Oud-Hollandsche Wolvendaalchurch, in 1749 gesticht, leest men als een herinnering aan den tijd der Hollandsche heerschappij te Colombo op een grafsteen het volgende gedicht:
Hier in dit klein vertrek
Leyt den vermaerden helt,
Cloekmoedigh sloeg uit 't velt
En uit haer sterke stede;
Wiens ziel rust nu bij God
Geboore den XII Nov. 1622.
‘Transit gloria mundi’. Hoe weinig is van het werk der Hollandsche helden hier bekleven. De geest van ‘de trotse Lusitaen’ werd in een blad, dat op de kade verkocht werd, - ‘The Ceylon Morning Leader,’ orgaan der roomsch-katholieken, naar ik hoorde, - opgehemeld ten koste van dien der oude Hollanders. De Hollandsche burgers, ofschoon in de journalistiek vrij talrijk vertegenwoordigd, hebben geen eigen blad, dat, zoo noodig, voor hun belangen zou kunnen opkomen.
Een herinnering aan waardevol Hollandsch werk is blijkbaar nog het meest de beoefening van het hier destijds ingevoerde Romeinsch-Hollandsche recht. De geschriften van Oud-Hollandsche rechtsgeleerden als Grotius, Bijnkershoek en Voetius zijn hier nog in eere gebleven, al worden zij gelezen in Engelsche vertalingen van de Kaap afkomstig.
Ook heeft zich nog een overblijfsel van het oude Hollandsch-hervormde kerkelijke leven gehandhaafd. Maar de persoonlijke banden, die de burgers nog binden aan Nederland en Indië, zijn zwak geworden en dit is een ongunstig verschijnsel.
Het is een verbetering in de plaatselijke organisatie der Hollandsche burgers in vergelijking met 1910, dat zij beschikken over een ruim eigen club-gebouw. Passagiers van Hollandsche schepen, die Colombo aandoen, behooren nimmer een bezoek aan dit gebouw, gelegen in de Cinnamon Gardens, na te laten. Het is versierd met afbeeldingen van Hollandsche historische figuren en Hollandsche stadsgezichten, met reproducties van oud-Hollandsche schilderijen e. dgl.
Het was mij een groot genoegen, mijn ouden vriend Anthonisz terug te vinden, die inmiddels met mej. Pieters in het huwelijk was getreden. Hij is tegenwoordig voorzitter der Dutch Burgher Union. Als archivaris zal hij binnen kort zijn ontslag nemen om te worden vervangen door den heer Reimers. Ook maakten wij kennis met den secretaris der Union A.E. Keuneman (Belair, Serpentine road, Colombo).
De ontvangst was, als vroeger, hartelijk. Men gevoelt hier, dat ondanks alles, vele harten nog warm kloppen voor het oude Holland. Gaarne zouden de burgers meer willen doen voor de bezoekers, die hier met de Hollandsche booten landen, al is het een bezwaar dat meestal het bezoek valt in de ochtenduren, dus als de heeren op hun kantoren en bureau's gebonden zijn. Maar de club staat altijd open en als men tijdig schrijft of telegrafeert, kunnen speciale afspraken worden gemaakt.
De ontmoeting kan voor de Hollandsche bezoekers, behalve als een uiting van nationalen familiezin, dikwijls ook als een verrijking met kennis van waarde worden. Ceylon is een tropische kolonie, in vele opzichten met onze groote Soenda-eilanden te vergelijken. Zoo is b.v. voor ons de politieke beweging aldaar bijzonder belangwekkend. In een artikel van het parlementslid Josiah C. Wedgwood, leest men: ‘Hier, voor het eerst in het geheele Britsche Empire, heeft men een land, door gekleurden bewoond, dat wel een volledige Dominion in het Britsche gemeenebest kan worden.’ Hij verwacht, dat hier spoedig een ten deele parlementair bewind zal worden ingevoerd en dat dan de Britsche staat een eersten belangrijken stap zal zetten op een weg, waardoor hij een bondgenootschap zal worden van Azië en Europa, ‘tezamen gehouden door gemeenschappelijke landsver-