behoeft het geen verwondering te baren dat thans een aanzienlijk deel der bevolking in de omstandigheid is komen te verkeeren dat het, hoewel Surinamer en ingezetene, toch geen Nederlander is!
Zij die het verzuim begingen hun kinderen niet te erkennen in het tijdperk tusschen 1863 en nu, dat is 55 jaren, bezitten thans het Nederlanderschap niet, al mogen zij thans zelf gehuwd zijn en wettige kinderen hebben. Ook de kinderen zijn nu van het Nederlanderschap verstoken! Hier wordt de zonde der ouders wel bezocht aan de volgende geslachten.
En wist men dit niet? Blijkbaar niet, althans de vraag is tevoren niet opgeworpen. Het feit bleek, toen aan een gezeten koopman in Paramaribo, die zijn kind naar Nederland wilde zenden en een buitenlandsche pas vroeg, werd medegedeeld geen Nederlander te zijn, want al was hij gehuwd, zijn moeder was het niet geweest en hij was niet erkend. Al wat men hem geven kon, was een legitimatiebewijs, waarop stond dat hij geen Nederlander was! Dus vreemdeling.
Hoe meer men over de zaak nadenkt, hoe meer men tot de overtuiging komt, dat er duizenden in de kolonie zullen zijn, die in dezelfde omstandigheid verkeeren als de bedoelde persoon. Dat er in dien toestand de laatste jaren veel verbetering is gekomen, moet hier al aanstonds worden bijgevoegd. En wel sedert de totstandkoming van den Voogdijraad. Aan dit lichaam worden wekelijks opgaven verstrekt door den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, waarin opgenomen zijn de niet wettig geboren kinderen, die niet erkend zijn door de moeder. De voogdijraad roept die menschen op, teneinde hun te wijzen op de wenschelijkheid om voor erkenning te zorgen. Immers niet alleen het Nederlanderschap is er mede gemoeid, doch eveneens het erfrecht, enz.
De wet op het Nederlanderschap van 12 December 1892, die in 1903 wijziging onderging, behoeft dus andermaal een wijziging teneinde aan een groote groep der bevolking van Suriname het Nederlanderschap te schenken, dat zij, zonder het te weten, missen en waarop zij feitelijk aanspraak mogen maken. De fout is niet de hunne, doch die hunner ouders en de overheid heeft zich er een halve eeuw niet over bekommerd. Er is dus iets goed te maken. Stel voor dat een zoodanige persoon, die niet wist het Nederlanderschap te missen, in Nederland was komen wonen en aldaar tot lid van de 2e Kamer of een ander college gekozen was, waarvoor het Nederlanderschap vereischt wordt! Men had hem misschien onwetend toegelaten. En de vele Surinamers buiten de kolonie vertoevende, in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, in Britsch Guyana enz., welke bescherming hebben deze (aangenomen dat zij in hetzelfde geval verkeeren als de bedoelde koopman)?
Hier is dus een vraagstuk hetwelk wordt opgedragen aan het A.N.V. Dat dit het zijne er toe bijdrage om deze belangrijke kwestie te brengen onder de aandacht der bevoegde macht in Nederland. In Suriname zal ook niet worden stil gezeten.
Paramaribo.
FRED. OUDSCHANS DENTZ.
Verwart de schrijver hier niet publiek- en privaatrecht? Intusschen komt men publiekrechtelijk tot hetzelfde resultaat, omdat de wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap het territorialiteitsbeginsel alleen huldigt voor de in het Rijk geborenen.
Red.