leden meenden, dat het blad, in het April-nummer bedoeld, vooral voor Nederlanders in den vreemde bestemd zou zijn, dat het lezen er van op Curaçao wel aangemoedigd moest worden, doch dat de Groep, die nog zoo veel andere dingen te doen heeft, het niet geldelijk kon steunen. Het plan om te trachten sneller en uitvoeriger berichten uit het Moederland te verkrijgen, zou door het Bestuur zoo spoedig mogelijk aan het Hoofdbestuur worden meegedeeld. Het bestuur zal deze zaak tevens bij de Groep Suriname aanhangig maken.
De tweede spreker was de heer H. Scholtens Kzn. Hij wees op de taak, die kleine naties ook in den wereldoorlog vervuld hadden. Hij voerde aan, hoe wij Nederlanders als kleine natie groote dingen hadden gedaan, maar dat wij dan ook moesten zorgen voor ons ras, ons karakter en onze taal. Over de zorg voor de taal wilde hij het ditmaal hebben, omdat hij in het ontwerp der onderwijsverordening, thans bij den Kolonialen Raad in behandeling, een artikel gvonden had, waarin de Nederlandsche taal achtergesteld werd bij de Engelsche. In art. 103, zoo zeide hij, is sprake van het examen voor hulponderwijzer(es). De candidaten kunnen dit examen naar verkiezing in het Engelsch of in het Nederlandsch afleggen. Waar nergens aangegeven is, dat die in het Engelsch afgelegde examens alleen bevoegdheid geven voor de Bovenwindsche eilanden, maar zelfs ook wanneer die hulponderwijzers, in het Engelsch geëxamineerd, alleen voor die groep van eilanden bestemd waren, zou nog tekort gedaan worden aan het goed recht der Nederlandsche taal. Er wordt wel geëischt: voldoende kennis van het Nederlandsch van hem, die het examen in het Engelsch aflegt, maar spreker meent dat geëischt moet worden, dat een aanstaand Nederlandsch ambtenaar, zooals ook de hulponderwijzer op de Bovenwindsche eilanden zal zijn, voldoende Nederlandsch kent om zijn examen in het Nederlandsch af te leggen, waarbij dan zeer zeker voldoende kennis van het Engelsch gevorderd mag worden.
Eenige leden betuigden hun instemming hiermede en sluiten zich bij spreker aan in zijn eisch, dat bij een dergelijke regeling als wordt voorgesteld, het Nederlandsch in het gedrang komt en er onderwijskrachten zullen zijn, die aan Nederlandsche kinderen die taal niet kunnen onderwijzen.
De Voorzitter zegt nog als Nederlander het evenzeer als spreker te betreuren, dat in een Nederlandsche kolonie dergelijke regelingen, die door de praktijk ontstaan zijn, moeten worden voorgesteld, maar wenscht als Inspecteur voor het Onderwijs op deze plaats niet verder daarop in te gaan, al wil hij er slechts op wijzen, dat vele bezwaren door spreker genoemd ondervangen zullen worden door de uitvoeringsbesluiten, doch daarover kan slechts in den Kolonialen Raad gesproken worden.
Besloten wordt in deze aangelegenheid zich tot den Kolonialen Raad te wenden.
De laatste spreker was de heer Van Roggen, die na een korte terechtwijzing aan het adres van het bestuur in zake de vertooning van de film een zeer belangrijk vraagpunt aan het oordeel der vergadering onderwierp. Het betrof een meisje, geboren op St. Eustatius uit een Nederlandsche moeder, die eenige jaren oud zijnde, bij het huwelijk van haar moeder door den vader, die Duitscher van geboorte, doordat hij in het Ned. Oost-Indische leger dienst genomen had, zijn nationaliteit verloren had, erkend werd, waardoor zij de nationaliteit van den vader - in dit geval geen - verkreeg, thans geen pas kan krijgen om de kolonie te verlaten, daar zij op geen enkele wijze volgens de wet op het Nederlanderschap als Nederlandsch onderdaan kan worden aangemerkt. Spreker zegt, dat dit geen alleenstaand geval is, maar dat het meermalen voor zal komen, juist met kinderen van militairen. Hij vraagt of zoo'n regeling niet hard is, als men daartegenover plaatst, dat een op Curaçao geboren kind, waarvan vader en moeder onbekend zijn, dus beiden vreemdelingen kunnen zijn, als Nederlander wordt aangemerkt. Ten slotte meent spreker, dat het op den weg van het A.N.V. ligt te bevoegder plaatse te pleiten voor zoodanige wijziging van de wet op het Nederlanderschap, dat in dergelijke gevallen het kind de nationaliteit der moeder behoudt of naturalisatie gemakkelijker gemaakt wordt, want spreker voegde er aan toe: de onvermogende vader kan in zoo'n geval geen naturalisatie vragen.
De vergadering betuigde haar instemming met het gesprokene en aan het bestuur werd opgedragen deze aangelegenheid bij het Hoofdbestuur ter sprake te brengen.
Hierna sloot de Voorzitter de vergadering.