Suriname.
Verzuimd Suriname.
Wie het uitvoerig degelijk rapport van het Suriname Studie-Syndicaat, dezer dagen verschenen, doorleest, vat als vanzelf de niet opwekkende beschouwingen samen in het woord, dat we boven deze bespreking plaatsten, al zijn er verzachtende omstandigheden.
Vooraf een korte herinnering.
Het Suriname-Syndicaat heeft zijn ontstaan te danken aan een te 's-Gravenhage op 11 Oct. 1916 gehouden vergadering, bestaande uit de vertegenwoordigers van groote Indische cultuurmaatschappijen en enkele belanghebbenden bij Surinaamsche cultures, door den heer G.J. Staal, toen sedert kort benoemd tot Gouverneur van Suriname, bijeengeroepen om bij de eerstgenoemden belangstelling voor deze kolonie op te wekken.
De Gouverneur deed een beroep op het nationaliteitsgevoel der aanwezigen door er op te wijzen, dat ook Suriname een Nederlandsche kolonie is en dus aanspraak heeft op den steun van onze Nederlandsche kracht en dat wij toonen moeten in staat te zijn al wat het onze is te verzorgen en naar beste vermogen te ontwikkelen.
Het Studie-Syndicaat, stelde zich ten doel te onderzoeken, welke cultures van uitvoerproducten in Suriname op gezonden grondslag kunnen worden gevestigd.
Belangrijk materiaal ter voorbereiding harer taak putte de Commissie ook uit het breed opgezette rapport der z.g. Welvaart-Commissie, dat in 1911 in het licht werd gegeven. Ook wist men, dat het sedert de vrijmaking der slaven nog niet opgeloste arbeidersvraagstuk het alles overheerschende vraagstuk voor Suriname is en dat zonder een afdoende oplossing daarvan, alle pogingen om de kolonie door middel van den grooten landbouw tot bloei te brengen, vruchteloos zijn.
Reeds bij de voorstudie en eveneens bij haar verblijf in de kolonie zelf, kreeg de Commissie, bestaande uit de heeren J.S.C. Kasteleyn, B.J. Kluvers en E. Snellen, in sterke mate den indruk, dat zoo menige, vroeger van bevoegde zijde aanbevolen maatregel, die den economischen toestand in Suriname moest helpen verbeteren, onuitgevoerd gebleven is, uit hoofde van de overweging, dat daaraan groote uitgaven verbonden zijn voor de moederlandsche of koloniale kas.
Er werd en wordt ten opzichte van Suriname blijkbaar een zoo verkeerde zuinigheidpolitiek gevoerd, dat er van een vlugge economische ontwikkeling der kolonie, die tot geldelijke onafhankelijkheid voert, nooit sprake kan zijn.
Na uitvoerige voor onze eigenliefde vaak beschamende beschouwingen komt de Commissie tot het besluit, dat die ontwikkeling alleen kan tot stand komen door de volgende middelen:
1e. | het in goeden staat brengen van veel dat thans verwaarloosd is (wegen, loozingen, kanalen, enz. enz.); |
2e. | het onverwijld invoeren van voldoende immigranten voor de door gebrek aan werkkrachten snel achteruitgaande plantages; |
3e. | de bevordering der immigratie en kolonisatie in den uitgebreidsten zin des woords, door eigen werving op Java, speciaal voor het vervoer van immigranten ingerichte scheepvaartverbindingen, aanleg van irrigatiewerken voor de vestigingsplaatsen van immigranten; |
4e. | de uitrusting van een aan alle eischen des tijds beantwoordend Departement van Landbouw, Handel en Nijverheid; |
5e. | de verbreiding der communicatiemiddelen, zoowel in de kolonie als met de buitenwereld, door wegen, kanalen, draadlooze telegrafie, enz.; |
6e. | verbetering van den hygiënischen toestand. |
In het rijk geïllustreerd lijvig rapport, wordt het volgende gezegd over de verhouding van Nederlanders en Surinamers:
‘Zooals het verblijf in Nederland het einddoel van den Surinamer en van den dezerzijds daarheen getrokken ambtenaar of particulier is, zoo staat ook het leven daarginds in het teeken van het Nederlandsch. In Suriname spreekt het beste gedeelte der bevolking geregeld onze taal en heeft zich steeds één gevoeld met het volk van het moederland. Dat daarin in den laatsten tijd eenige verandering is gekomen, dat de verhouding tusschen een deel der daar aanwezige Nederlanders en de in Suriname geboren afstammelingen van Nederlanders en Israëlieten (z.g. Surinamers) minder goed is dan ze vroeger placht te wezen, vindt zijn oorzaak in verschillende omstandigheden, die door schuld van beide kanten zijn ontstaan en wellicht van voorbijgaanden aard zullen blijken. Wanneer men zich eenerzijds minder kritisch en minder bewust van eigen voortreffelijkheid tracht in te leven in de daar aangetroffen vreemde omstandigheden, die in zoo menig opzicht van de Europeesche afwijken, en anderzijds meer waardeering toont voor de groote kennis en wetenschappelijke vorming, die de meeste der uitgezonden hoofdambtenaren meebrengen, dan ware men al een eind op den goeden weg. Nog dient vermeld, dat een groot deel der zwarte bevolking, wier taal het Neger-Engelsch is, zich goed in het Nederlandsch kan uitdrukken, dank zij het genoten onderwijs.’
Wij raden allen, die belangstelling voelen voor Suriname aan, kennis te nemen van het zeer belangrijk rapport.
Leden van het Algem. Nederl. Verbond.
Verzamel boeken, tijdschriften en kranten voor de Boeken-Commissie.
Adres: Van der Duynstraat 63, Rotterdam.