Aan Dr. H.J. Kiewiet de Jonge
bij zijn afscheid als Voorzitter van het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond 17 April 1920.
Wanneer wij voor een afscheid staan, dan rijzen
Vaak beelden voor ons op van vroeg en spa.
En peinzend staren wij die beelden na,
Die de herinnering ons aan komt wijzen.....
Met helm en speer, de leeuw aan hare voeten,
Zien wij nu 't blonde Neèrland voor ons staan.
Wie komt in sarong en kabaai daar aan?
't Is een Javaansche, die haar komt begroeten.
Daar naad'ren ook, met breedgerande hoeden,
De helden uit den Vrijstaat en Transvaal.
Ze vechten steeds nog voor hun eigen taal,
Een feller strijd, dan menig kan vermoeden!
Dan komt een zusterpaar van uit de tropen:
't Is 't zonnig Suriname en Curaçao.
En daar, de Blauwvoet op de vuist, treedt gauw
De jonge Vlaming aan, die nauw durft hopen....
En Noord, Zuid, Oost en West, zij strekken de handen -
Dan wenden zij zich weer en willen gaan
Weer ieder d'eigen weg, - maar onvoldaan,
Met onvervulden wensch naar d'eigen landen.
Maar wie heeft toen die handen vastgegrepen,
En heeft ze saamgevoegd met gulden band?
Wie maakte dat het blonde Moederland,
Haar zongebruinde docht'ren heeft begrepen?
Wie gaf Zuid-Afrika weer zelfvertrouwen,
En sterkte in zijn worsteling om Recht
Den Vlaamschen strijder, die, gehoond, geknecht
En mingeacht zich zelf tracht vrij te klauwen?
Kiewiet de Jonge bracht die handen samen
In broedergreep: in 't Nederlandsch Verbond,
En vormde zoo een krachtig, machtig front.
Waar tegen Dietsche taal men kwaad durft ramen.
Nu wil hij gaan; of is hij soms gebleve'?
Ons blijft zijn voorbeeld, en ons blijft zijn werk,
Ons blijft zijn ideaal, zoo fier en sterk,
Ons blijft de Vader van 't Verbond! Hij leve!
Dr. J.J. Prins, de voorzitter der Afd. Dordrecht, schonk namens deze een gouden potlood, een geschenk, dat verband houdt met Dr. Kiewiet de Jonge's voorgenomen reis naar Oost-Indië, want ‘nu de patroon zelf de klanten gaat bezoeken, zal hij heel wat hebben aan te teekenen’.
Na deze toespraken en geschenken zongen eenige Dordtsche dames het montere echtpaar een door Top Naeff gedichten afscheidsgroet toe, een vriendenwoord, waarin voor het A.N.V. vooral deze strofen beteekenis hebben:
Geen dag gaaft gij verloren,
Geen uur..... schoon de avond daalt,
In schoven staat het koren
En de oogst kan ingehaald.
Gij, mensch, aan mensch verwant;
Gedurende de aanbieding der thee kwamen velen den heer en mevrouw Kiewiet de Jonge de hand drukken.
Het tweede gedeelte van den middag was gewijd aan zang en muziek.
Mejuffrouw Henriette Schlüter zong een oud-Hollandsch, een Indisch, een Afrikaansch en een Vlaamsch lied, verzinnebeeldend de stamgebieden; mejuffr. Van Son ontlokte aan haar vedel eenige boerendansjes en het H.B.S.-strijkje vulde den ganschen middag de tusschenpoozen aan met vaderlandsche liederen.
Aan den gemeenschappelijken maaltijd, waaraan o.a. mejuffr. Baelde (de afgetreden ondervoorzitster); Dr. Leyds, Ds. Van de Merwe (schoonzoon van Pres. Steyn), de heer Van Zanten, loco-burgemeester van Dordrecht en verscheiden oud-Hoofd- en Groepsbestuurders aanzaten, werd nog menig woord van waardeering en dankbaarheid gesproken. Ook werd daar gewag gemaakt van de vele telegrammen en brieven, die waren binnengestroomd tot zelfs uit Brussel, van waar twee oud-Hoofdbestuurders schreven: Onder uw tactvolle leiding heeft ons Verbond de beteekenis gekregen, die het thans in ons stamleven geniet.
Voor de Hollandsche wenschen mogen deze beide volstaan:
Oenkerk: Bij Uw afscheid van het Algemeen Nederlandsch Verbond breng ik U mijn oprechten dank en warme hulde voor het schitterende werk dat gij ten dienste van den Nederlandschen stam hebt verricht. Rengers,