gehouden, warop de heer Scholtens antwoordde, dat hij zich daar volstrekt tegen verklaarde, zich beroepend op het hoofddoel van het Algem. Nederl. Verbond, ‘het bevorderen van de kennis van het Nederlandsch bij de bevolking der kolonie’. Hoe minder steun het Papiamentsch van de zijde van het Verbond ondervindt, des te beter. Pater Euwens bracht hiertegen in, dat deze opvatting wel wat éénzijdig is, want dat niet alleen de bevordering der Nederlandsche taal op het program van het Verbond staat, maar evenzeer en zeker niet minder de stambelangen en de liefde voor ons Vorstenhuis. Wil men dit doel in dit geval met méér succes bereiken, dan zou er zeker heel veel voor te zeggen zijn, die lezing ook in de volkstaal te houden. Het gesprokene zal dan ongetwijfeld beter tot de bevatting van het volk doordringen. De heer Vooren, ofschoon met dit laatste instemmend, was echter van meening, dat de voorzitter en zeer veel anderen eigenlijk door dat voorstel de kennis van het Nederlandsch bij een groot deel der bevolking aanmerkelijk onderschatten. Ook al kunnen velen het Hollandsch niet vloeiend en zonder fouten spreken verreweg de meesten kunnen het toch vrijgoed verstaan, zoodat zij best in staat zijn zoo'n lezing te volgen.
Met deze gelukkige oplossing, die de tegenstrijdige meeningen der vorige sprekers met elkander wist te verzoenen, was de vergadering het eens en liet verder aan het beleid en de voortvarendheid van het bestuur over, de verdere onderhandelingen en de voorbereiding tot uitvoering met spoed tot een gelukkg einde te brengen.
Uit het jaarverslag van den secretaris stippen we alleen aan, dat het Verbond op het einde van 1919 in deze kolonie bestond uit 246 leden.
De voorzitter stelde nu voor art. 4 te wijzigen. Art. 3 noemt ook eere-leden, doch art. 4 verzuimt te noemen, wie eere-leden zijn en hoe ze gekozen moeten worden. Besloten werd deze aanvulling aldus te formuleeren, dat het bestuur of minstens 10 leden der Groep een voorstel tot benoeming van een eerelid kunnen indienen, waarover daarna in de algemeene vergadering bij stemming beslist wordt.
Bij rondvraag vroeg de heer Vooren of het bestuur ook niet genegen is een kleine subsidie toe te kennen aan het Zeemanshuis, evenals zij dit aan Huisvlijt gedaan heeft. Volgens verklaring van den spreker werd het Zeemanshuis tegenwoordig vrij druk bezocht. De voorzitter stelde dit in het vooruitzicht, zoodra de stand der kas zulks veroorlooft.