Neerlandia. Jaargang 24
(1920)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNederland.Nederlands verzorging van vluchtelingen.I.Juist was uit het buitenland het verzoek tot de redactie van Neerlandia gekomen om haar lezers eens in te lichten over de werkzaamheden van het gastyrije, hulpvaardige Nederlandsche volk ten bate der vluchtelingen, die gedurende den oorlog over de grenzen kwamen, toen we het Verslag der Centrale Commissie tot behartiging van de belangen der naar Nederland uitgewekenen ontvingen, dat met woord en beeldGa naar voetnoot*) een welsprekend overzicht geeft van den eerbiedwekkenden arbeid door meer dan 500 particuliere comité's en de Rijks Centrale Commissie, die aan het geheel leiding gaf, van 1914-1919 verricht. Deze Commissie, waarvan voorzitter was de heer F.W.C.H. Baron van Tuyll van Serooskerken en secretaris de heer J.J.A. Knoote, beiden in gelijke betrekking reeds bekend als leiders van de Alg. Nederl. Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer, had tot taak: 1e. aan vluchtelingen, die niet geheel van middelen van bestaan ontbloot waren, onderkomen en voeding te verschaffen tegen billijken prijs, en 2e. om vluchtelingen, die van alle bestaansmiddelen ontbloot waren en van Regeeringswege onderdak werden gebracht, zooveel mogelijk tegemoet te komen, en hunne belangen in alle opzichten te behartigen. Door middel van een oproeping in de groote en plaatselijke bladen trachtte men een zoo groot mogelijk aantal adressen te verzamelen, waar vluchtelingen tegen billijken prijs konden worden ondergebracht. De Commissie gewaagt met den grootsten lof van de medewerking en offervaardigheid, die zij van alle standen der maatschappij in dezen mocht ondervinden. Niet alleen kwam zij, in enkele dagen slechts, in het bezit van duizenden adressen van personen, die zich bereid verklaarden kamers met pension tegen zeer billijken prijs aan de vluchtelingen af te staan, doch ook boden duizenden families aan vluchtelingen kosteloos op te nemen of voor weeskinderen tijdens den duur van den oorlog te zorgen. Teneinde een denkbeeld te geven van den omvang van dezen tak van dienst zij vermeld, dat het toenmalige Bureau der Centrale Commissie, gevestigd in het Centraal Bureau voor Vreemdelingenverkeer, Lange Voorhout 45 te 's-Gravenhage, geopend was van 's morgens 8 tot 's avonds 12 uur en dat dikwijls tot laat in den nacht moest worden doorgewerkt, teneinde vluchtelingen, die nog met den laatsten trein aankwamen, van dienst te zijn. Dit laat zich trouwens begrijpen, als men bedenkt, dat in de eerste dagen van October 1914 meer dan een millioen vluchtelingen over de grenzen kwamen. Zij werden als volgt over de provinciën verdeeld:
Als plaatsen, die de meeste Belgen hebben geherbergd, worden genoemd: Amersfoort, Amsterdam, Axel, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Dordrecht, Eysden, Ginneken, Gouda, 's-Gravenhage, Halsteren, Haarlem, Harderwijk, 's-Hertogenbosch, Hontenisse, Hulst, Kruiningen, Leiden, Maastricht, Middelburg, Oostburg, Roosendaal, Rotterdam, Sluis, Utrecht, Vlissingen, Zierikzee, bovendien de vluchtoorden Nunspeet. Uden en Ede, die respectievelijk 7050, 7020 en 5400 vluchtelingen als maximum hebben gehuisvest. Vooral de bevolking van Zeeland en Noord-Brabant, gesteund door militair en burgerlijk gezag, heeft in ruime mate medegewerkt om de nooden der vluchtelingen te verzachten. De Regeering harerzijds zorgde door bemiddeling van den etappendienst en krachtig gsteund door het Nederlandsche Roode Kruis, voor aanvulling van den voedselvoorraad, en trachtte door het zenden van dekens en van tenten en door 't afstaan van publieke gebouwen, zooveel mogelijk het gebrek aan onderdak en aan dekking te verminderen. Ook van particuliere zijde werd al het mogelijke gedaan om den druk te verlichten. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||
Na een bezoek van verschillende commissieleden aan alle plaatsen, waar meer dan 25 vluchtelingen onderdak vonden en na het rondzenden van vragenlijsten aan de burgemeesters, namen de werkzaamheden in het begin van 1915 vasteren vorm aan en werden als volgt gegroepeerd:
De Commissie trad o.m. op als tusschenpersoon voor het overbrengen van familieberichten uit den vreemde naar België, waarbij zij de krachtige medewerking van het Nederl. Gezantschap te Brussel en het Nederl. Consulaat-Generaal te Antwerpen mocht ondervinden. Ten behoeve van het lager onderwijs der vluchtelingen is werkzaam geweest een daartoe speciaal ingestelde Nederlandsch-Belgische Commissie, onder leiding van het Tweede Kamerlid den heer P. Otto. Zij heeft dit zoo gewichtige volksbelang in het geheele land geregeld en hare bemiddeling verleend tot het verkrijgen van bekwame Belgische onderwijzers, van schoollokalen en leermiddelen. De Commissie stond in verbinding met den toenmaligen Belgischen Minister van Wetenschappen en Kunsten, Z.Ex. Poulet, die meermalen hier te lande vertoefde. De vakscholen stonden onder leiding van de Centrale Commissie. Gelden werden bovendien beschikbaar gesteld voor de inrichting van bibliotheken in de vluchtoorden en die der vakscholen, uitstapjes voor de leerlingen der vakscholen en prijzen voor de jaarlijksche wedstrijden, voor het aanschaffen van gezelschapsspelen, voor sporten padvinderorganisaties, voor de St. Niklaas- en Kerstfeesten en voor de feesten, gehouden op den verjaardag van H.M. de Koningin. (Slot volgt). C. VAN SON. |
|