Ten Afscheid.
‘Het zal de roem blijven van het A.N.V. en zijn leidsman Kiewiet de Jonge, dat zij de banden tusschen ons volk en zijn stamverwanten in den vreemde voor goed hebben aangehaald en versterkt; dat de ader der stamgemeenschap, die - om met Da Costa te spreken - “verstikt en vergeten” was, door hun toedoen “in den zandgrond geraakt, weder uitschoot en zwol”. Het A.N.V. mag hier genoemd worden, ook omdat de samenhang tusschen geestelijk en economisch leven op het veld zijner werkzaamheid duidelijker zichtbaar is dan elders. Stamverwantschap is een geestelijk verschijnsel, maar niemand zal de economische beteekenis er van onderschatten......’
Deze ongevraagde uiting van waardeering van Prof. Dr. G. Kalff in de ‘Vragen des Tijds’ van December 1919, alzoo van zeer bevoegde, maar ook volkomen onbevooroordeelde zijde, moet allen, die de groote beteekenis van het A.N.V. voor Nederland en den Nederlandschen stam begrijpen, goed doen. Maar hoe moet zij in 't bijzonder den man treffen, die juist te zelfder tijd, waarin het bovenaangehaalde wordt gezegd, de teugels vrijwillig overdraagt, na van de oprichting van het Verbond - mede zijn werk! - daarvan de ziel te zijn geweest. Hoe moeten die woorden hem treffen na jaren van groote zorgen, van miskenning ook; jaren waarin met groote kracht op de grondslagen van het Verbond werd gebeukt; zonder twijfel met de eerlijke bedoeling om iets beters er voor in de plaats te stellen, maar met het noodlottige gevolgware de aanval gelukt - dat het Verbond zou zijn uiteengevallen. Nòg hoort men overal het narommelen van den oorlogsdonder; nòg is het allerminst zeker dat de bui niet opnieuw komt opzetten, zij 't onder anderen vorm dan van een oorlog tusschen volken. En ook in ons Verbond zijn wij nog midden in de naweëen van de ellende en is de ontevredenheid over het beleid van het Hoofdbestuur niet tot zwijgen gebracht.
Onwrikbaar hield Dr. Kiewiet de Jonge ook tijdens den oorlog vast aan den eisch, dat het Verbond zich niet zou mengen in de binnenlandsche politiek der Staten, en hij oogstte daarvoor de instemming van de overgroote massa der leden van het Verbond. Maar zulk een standpunt handhaaft men tegenover eene krachtig opdringende groep niet zonder inwendigen strijd, zonder groote zorg voor de toekomst der instelling, die men zelf in 't leven riep.
Dr. Kiewiet de Jonge heeft het groote voorrecht, dat onder zijne leiding de groote gedachte van het Verbond: versterking der banden tusschen de verspreide deelen van het Nederlandsche volk en van den Nederlandschen stam, vrij van politieke bedoelingen, is gegroeid; dat deze gedachte meer en meer in daden werd omgezet; dat bij een grooter deel van ons volk de overtuiging veld won, dat men niet een volk, groot in aantal en in grondgebied behoeft te zijn om op geestelijk en economisch gebied een rol van beteekenis in de wereld te vervullen.
De hand van den leider moge soms wat zacht zijn geweest, dat doet niet af aan de groote verdiensten van Dr. Kiewiet de Jonge.
De leden van het Verbond zullen in de gelegenheid worden gesteld Dr. Kiewiet de Jonge te toonen, dat zij zijn levenswerk waardeeren en hem dankbaar zijn voor alles wat hij voor ons land en onzen stam heeft gedaan. Mogen velen aan de roepstem gehoor geven!