Hoe ongegrond zijn toch de ‘men zegt's’. In Kaapstad is op het oogenblik Dr. H.J. Lorentz, consul voor de Kaapkolonie, waarn. consul-generaal voor de Unie van Z.-Afrika. Hij heeft een geboren Hollander tot sekretaris. Vice-consul voor Kaapstad is de heer J. Loopuyt, terwijl te Port Elisabeth, Durban, Bloemfontein, Pretoria en Johannesburg enz. overal geboren Hollanders consul of vice-consul zijn. Hoe komt men er aan zoo iets te zeggen?
Bovendien weet men in Holland te weinig, dat in geheel Zuid-Afrika volgens de Grondwet Hollandsch en Engelsch gelijke rechten hebben, en dat dus door de geheele Unie correspondentie in het Hollandsch gevoerd kan worden.
Officieel is het een recht, dat men eischen kan. In handelskringen heerscht nog dikwijls het Engelsch. Maar de Hollandsch-sprekende bevolking stelt zich tegenwoordig op het standpunt, dat zij als koopend publiek de taal kan kiezen, waarin de verkooper in de handelssteden haar moet beantwoorden.
Zoo ontstaat er hier in Kaapstad langzamerhand ook in handelskringen behoefte aan Hollandschschrijvenden. En dit komt het onderwijs in het Hollandsch weer ten goede.
Hollanders weest nu eens mannen. Uw taal zal niet geacht worden, als gij zelf er niet trotsch mee voor den dag komt.
Hier is een half werelddeel, waar een aan Uw taal zeer naverwante strijdt om zijn bestaan. Helpt haar en Uzelf. Nu ‘kop in de hoogte, de borst vooruit’. En schrijft beleefd en zakelijk, maar schrijft Hollandsch.
E. LOOPUYT - MAAS.
Kaapstad, 28 Sept. 1919.