van Nederlanders ontbrak (en ontbreekt nog) elk besef van nationaal karakterbezit, elk gevoel van nationale eigenwaarde. De Nederlandse taal wemelde (en wemelt nog) van vreemde woorden, die uit achteloosheid of aanstellerij zonder blikken of blozen uit andere talen werden overgenomen; de naäperij van vreemde zeden en gewoonten, de verering van al wat vreemd is vierden (eÇın vieren nog) hoogtij; ja, men schaamde zich niet prat te gaan op een zogenaamd kosmopolitisme, dat op de keper beschouwd niets anders was dan onmacht of onwil of gebrek aan durf om zich zelf te zijn.
Tegen deze ontaarding wilde menigeen krachtdadig optreden en men stelde de vraag: hoe kunnen Nederlanders buiten Nederland er op gesteld zijn de banden aan te houden en te versterken met Nederlanders in het moederland, die op dusdanige wijze hun nationale eer te grabbelen gooien.
Het Hoofdbestuur had er destijds geen bezwaar tegen, dat Groep Nederland aan de ‘verhooging van de zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen stam’ haar krachten wijdde; maar zelf bekommerde het zich enkel om de genoemde banden en het bleef de mening toegedaan: dat instandhouding en versterking van die banden nog altijd het hoofddoel vormden van het Verbond. En daarvoor moest Groep Nederland in de eerste plaats werken; daarvoor moest het bijeengebrachte geld in de eerste plaats worden bestemd.
Toen brak de oorlog uit en bleek het plotseling, dat het Verbond al heel weinig voor die banden kon uitrichten. De grootste voorzichtigheid is geboden zei de Algemene Voorzitter op elke vergadering en hij had volkomen gelijk; want bemoeiingen onzerzijds met Zuid-Afrikaans; en vooral met Vlaamse zaken hadden ons volk in de grootste moeilikheden kunnen brengen. Maar.... voorzichtigheid betrachten en niets-doen is niet hetzelfde en het Hoofdbestuur deed niets, altans het bleek niet, dat het Verbond wel iets deed. Dus werd er geroepen: waartoe dient een Algemeen Nederlands Verbond, dat de stamverwante broeders in de steek laat, zodra het die moest helpen? Ook daarin lag waarheid. De Voorzitter antwoordde: komt eens naar Dordrecht en neemt daar kennis van al 't geen er in stilte voor die stamverwante broeders wordt gedaan. Ongetwijfeld had hij het recht aldus te spreken: maar dit laat niet na, dat een Verbond, waarin enkel stil en stiekem gehandeld wordt om nog enigermate het doel te kunnen bereiken waarheen men eenmaal gerekend had met volle zeilen op de open zee koers te zetten, niet geschikt is om de algemene belangstelling te winnen. Tal van leden en niet de slechtste vielen af en het Verbond daalde in de achting, werd door velen uitgemaakt voor lijk. En nu komt het mij voor, dat het Verbond maar één middel heeft om weer geheel uit het moeras te geraken, waarin het tijdelik verzonken ligt. Het moet breken met de opvatting, waaraan het Hoofdbestuur nog altijd vasthoudt, dat in het aanhouden en versterken der banden met Nederlanders buiten Nederland het hoofddoel ligt van het Verbond. Integendeel moet erkend hoofddoel worden: de verhoging van de zedelike en stoffelike kracht van de Nederlandse stam, dat is van de stam, die wortelt in Nederland, en de aanhouding en versterking der genoemde banden moet een bijdoel worden, waarvan de bereiking van zelf voortvloeit uit het naderen tot het eerste doel.
Van een kracht- en karakterloos Nederlands volk zal iedere Nederlander in de vreemde en iedere stamverwante broeder zich allengs gaan afwenden; tot een fier Nederlands volk, dat zich weet te doen gelden, waar het daartoe gelegenheid vindt, zal ieder, die buiten Nederland Nederlands voelt, zich hoe langer hoe meer voelen aangetrokken.
Zolang echter in het Verbond een Hoofdbestuur blijft bestaan, dat meent boven de groepen te moeten tronen, zie ik niet in, dat deze ommekeer tot stand kan komen. Daarom dringt voor mij de noodzakelikheid zich op het bestuur van Groep Nederland en het Hoofdbestuur tot één te maken; met andere woorden: het Hoofdbestuur in het bestuur van Groep Nederland te doen opgaan. Van een Algemeen Nederlands Verbond moet Groep Nederland hoofd, hart en ziel zijn. Dat ik met deze bewering niets bedoel tegen de personen die het Hoofdbestuur vormen, wil ik voor alle zekerheid uitdrukkelik vaststellen. Aan hun belangstelling in en hun toewijding aan de zaken des Verbonds twijfel ik geen ogenblik; in de Groepsraad en in Afdelingsbesturen kunnen hun krachten uitstekend worden gebruikt.! Maar Groep Nederland mag niet langer onder toezicht staan. Integendeel komt aan Groep Nederland de leiding van alle Verbondszaken toe en de beschikking over alle geldmiddelen. En wat de Groepen Vlaanderen en Zuid-Afrika betreft, zou ik wensen, dat in beide landen zelfstandige vertakkingen van het Verbond werden opgericht, die naar het bestuur van Groep Nederland vertegenwoordigers kunnen zenden ten einde aldaar de algemene verbondsbelangen en zo nodig ook hun eigen afwijkende belangen te bepleiten.
Tijdens de beraadslagingen over het nieuwe Groepsreglement heb ik herhaaldelik betoogd, dat een nieuw reglement niets zou baten, indien zich niet tegelijkertijd in het Verbond openbaarde een nieuwe geest. Blijft die nieuwe geest weg, laat ons dan het ganse Verbond maar opdoeken; want dan is het inderdaad... een lijk.
Nu zijn er tekenen, waaruit men kan afleiden, dat werkelik een nieuwe geest in wording is; maar krachtig doet deze nieuwe geest zich vooralsnog niet gelden. Mij dunkt echter, dat er geen beter middel bestaat om die geest tot ontplooiing van zijn krachten te prikkelen dan het stellen van Groep Nederland voor de grote en grootse taak: de behartiging van alle Nederlandse belangen, die op het bondsterrein liggen, op haar schouders te nemen en voor die behartiging dan ook de verantwoordelikheid te dragen. Het gaat niet langer aan in dit Verbond de hoofdleiding te laten aan een Hoofdbestuur, dat enkel een begrip vertegenwoordigt en alleen verantwoording verschuldigd is aan een algemene vergadering, die zo goed als nooit bijeenkomt. Het tegenwoordige Hoofdbestuur, dat alles in het Verbond ondergeschikt maakt aan het verlenen van subsidies en het uitreiken van ondersteuningen buiten Nederland, mag geen belemmering voor de vrije ontwikkeling van Groep Nederland blijven en Groep Nederland moet tot het besef komen, dat zij de levende kern is van het Verbond en de toekomst van dit Verbond in haar handen heeft.
MARCELLUS EMANTS.
Een bijdrage van den heer Emants is elke redactie welkom. Hoeveel te meer die van Neerlandia, die in hem altijd heeft gezien en nog ziet, een der allertrouwste vrienden van ons Verbond. In haar oog is dit zelfs moeilijk denkbaar zonder hem. Moge de verdere ontwikkeling van onze Vereeniging hem in den vreemde de overtuiging schenken, dat een goed bestuurde Groep Nederland, die vóór alles vrede behoeft als voorwaarde voor nuttigen arbeid, uitstekend bestaan kan naast het Hoofdbestuur, en dat die twee wel verre van tegenover elkaar te staan, zich bewust zijn wederzijds elkaar ten zeerste noodig te hebben. Het nieuwe reglement en de oude statuten beide, laten onvoorwaardelijk een vruchtbare samenwerking toe. De geschiedenis van Groep Nederland in de laatste jaren wekt allerminst de zekerheid, dat met vertrouwen aan haar alleen de leiding van het geheele Verbond zou kunnen worden opgedragen.
Red.