Oost-Indië.
Jaarverslagen van de Groep Ned.-Indië.
Eindelijk mogen wij ons weer verheugen in eene geregelde verbinding met onze Koloniën. Als bewijs hiervan ontving het Hoofdbestuur de Jaarverslagen over 1916, 1917 en 1918, die niet eer werden gezonden, omdat de stukken toch niet doorkwamen. Alle drie zijn zeer belangrijk en verdienen ten volle vermelding, maar de zeer beperkte ruimte in Neerlandia veroorlooft ons slechts een beknopt overzicht te geven.
Het ledental bedroeg op 1 Januari 1917 1180 (tegen 1110 op 1 Januari 1916), op 1 Januari 1918 1232 en op 1 Januari 1919 1563. Deze vooruitgang is in hoofdzaak te danken aan de vermeerdering van het ledental in Semarang in 1916, aan het oprichten der nieuwe Afdeelingen te Padang en te Magelang in 1918 en niet het minst aan de oprichting van die te Medan met ongeveer 400 leden.
Het verslagjaar 1916 sloot met een saldo van f 1309.615, dat van 1917 met een saldo van f 741.06 en dat van 1918 met een saldo van f 1039.045.
In de jaren 1916 1917 en 1918 werden achtereenvolgens 4, 7 en 3 vergaderingen door het Groepsbestuur gehouden. Dit Bestuur onderging telkens wijzigingen door vertrek van leden enz. Als bijzonder gevoelige verliezen worden genoemd het overlijden van het oudste lid, den heer J. Dinger, het vertrek van den Heer Dr. E. Moresco, Voorzitter, naar Nederland en van den Heer J.E. Bijlo, Onder-Voorzitter, naar Bandoeng.
De Nederlandsche Volksleesgezelschappen en Boekerijen bleven gedurende de verslagjaren 1916-1918 ten volle aan het gestelde doel beantwoorden.
De Groep is lid van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, de Vereeniging Het Lied, de Indische Universiteitsvereeniging en het Studiefonds Midden-Java.
Van het vele goede, dat gedurende de laatste drie jaren door de Groep Nederlandsch-Indië werd tot stand gebracht, moet hier in het bijzonder vermeld worden de uitbreiding van de Nederlandsche leergangen. Nadat voldoende gebleken was, dat deze te Buitenzorg en te Soekaboemi in eene werkelijk gevoelde behoefte voorzagen, ging het Groepsbestuur in 1917 over tot uitbreiding er van en werden in dit jaar niet minder dan 10 nieuwe Leergangen geopend, n.l. te Bandoeng, Cheribon, Japara, Poerwakarta, Salatiga, Semarang, Soerakarta, Tjiamis, Tjimahi en Tjiandjoer. Het Groepsbestuur heeft vooral in deze voor zijn ijverig optreden recht op dank van allen, die belangstellen in het wel en wee van Indië.
Voor deze leergangen werd eene bijzondere regeling in het leven geroepen, die als ‘Regeling voor de Nederlandsche Leergangen van het Algemeen Nederlandsch Verbond, Groep Nederlandsch-Indië’ in druk is uitgegeven. De leergangen beoogen de verspreiding van kennis der Nederlandsche taal te bevorderen en voorts aan Europeanen, Inlanders en Vreemde Oosterlingen gelegenheid te bieden om zich te bekwamen voor het z.g. ‘Klein-Ambtenaarsexamen’. Zij bestaan uit 4 klassen. Waar Afdeelingen van het A.N.V. gevestigd zijn, gaat de oprichting der leergangen uit van die Afdeelingen; elders van het Groepsbestuur. Het algemeen administratief toezicht op en het algemeen beheer van de Nederlandsche Leergangen worden namens het Groepsbestuur uitgeoefend door de te Batavia zetelende ‘Hoofdcommissie voor de Nederlandsche Leergrangen van het A.N.V.’, welke bestaat uit drie leden door het Groepsbestuur uit zijn midden aangewezen. Verzoeken aan de Regeering inzake geldelijke ondersteuning voor N.L. kunnen alleen uitgaan van het Groepsbestuur, gehoord de Hoofdcommissie. Deze laatste ontvangt ter bestrijding van hare onkosten ondersteuning uit de kas van Groep Nederlandsch-Indië van het A.N.V. Op plaatsen waar eene Afdeeling van het A.N.V. gevestigd is, wordt het dagelijksch administratief toezicht overgelaten aan het Afdeelingsbestuur, dat een Schoolbestuur benoemt van ten minste vijf leden en waarin ten minste twee niet-Europeanen moeten zitting hebben. Aan een Leergang verbonden leerkrachten kunnen van dat bestuur geen lid zijn. Binnen twee maanden na het verstrijken van het schooljaar zendt elk schoolbestuur aan de Hoofdcommissie een volgens door die commissie gegeven aanwijzingen ingericht verslag in. dat alle wetenswaardigheden behoort te bevatten, waarvan de kennis voor eene juiste beoordeeling van den gang van zaken noodzakelijk moet geacht worden.
Door het Schoolbestuur wordt in overleg met het Hoofd van den leergang een uitgewerkt leerplan ontworpen, dat door de Hoofdcommissie, na ingewonnen raad van de Inspectie van het Hollandsch-Inlandsch Onderwijs. wordt vastgesteld. Het onderwijs in de eerste, tweede en derde klasse is gericht op het leeren spreken, lezen en schrijven van de Neder-