Neerlandia. Jaargang 23
(1919)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit de Vlaamsche Pers.De Gentsche universiteit.Bij de opening der Gentsche Hoogeschool heeft Paul Fredericq de volgende rede gehouden: Onze universiteit heeft den vuurdoop ontvangen. Zij kan niet meer te niet gaan. Zeker, het recht van de Vlamingen op een hooger onderwijs in hun taal blijft in zijn geheel bestaan en het is onvatbaar voor verjaring. Maar de pro-Duitsche ‘Reichsuniversität’, die de vijand te Gent had ingesteld, in weerwil van het protest van de meest bevoegde leiders van de Vlaamsche beweging met Louis Franck aan het hoofd, had niets gemeen met het bij uitstek vaderlandslievende hooger onderwijs, dat naar hun gevoelen de leidende klassen nader moest brengen tot de volkslagen van Vlaanderen, zonder in het minst de nationale eenheid te schokken of het zaad van tweedracht te strooien tusschen Walen en Vlamingen. Dezen zijn nooit onderdrukt door de Walen, zooals de activisten, onder de bescherming van de Duitsche bajonetten, beweerden. Wij zijn een vrij land, waar het Parlement den nationalen wil voorschrijft. Indien de taalquaesties nog niet alle zijn opgelost, is het omdat de Vlamingen het niet onder elkander eens waren over de oplossing, die eraan moet worden gegeven. Ik ben gehecht aan de taal van Vlaanderen. Ik wilde dat mijn dierbare Gentsche Universiteit haar moederlijke armen opende voor Vlamingen en Walen en hun de vrije keus liet tusschen de twee nationale talen. Zij aan zij levend als broeders, zouden Vlamingen en Walen elkaar beter leeren kennen en meer van elkaar gaan houden en zij zouden zich vereenigen in denzelfden geest van eendrachtig patriotisme. Maar wat men tot elken prijs moet vermijden, dat is de instelling van een Vlaamsche Universiteit als tegenstander van onze bestaande Universiteit. Na den oorlog zou de Alma Mater een nobel werk doen door haar armen te openen aan al de kinderen van hetzelfde vaderland. Zeker is het dat onze Universiteit, zooals zij vóór den oorlog bestond, niets meer heeft te vreezen van de toekomst en dat wij allen nauw vereenigd zijn om te waken voor haar ontwikkeling. De schat, die men mij ter hand stelt, zal ik ongeschonden weer overdragen. (N. Ct. 31 Jan). | |
De rede van Fredericq.In de (Belgische) Standaard schrijft Van Cauwelaert: ‘De opening van de universiteit is ontaard in een beleediging voor ons volk en tot een smet voor het Gentsche Akademische leeraarskorps. De redevoeringen, welke door de officieele vertegenwoordigersj van de Hoogeschool en de stad, werden gesproken, waren niet op haar plaats op een akademische plechtigheid, maar ademden de lucht van een opgehitste meetingzaal, waaruit ieder wetenschappelijk zelfrespect verdreven was. Zelfs prof. Fredericq, die als Vlaming nochtans nog een zekeren naam heeft te verliezen, heeft aan de ziekelijke opwinding niet kunnen weerstaan. Hoe is het mogelijk geweest, dat hij de Fransche Gentsche Hoogeschool heeft kunnen voorstellen, als door het doopsel van het vuur geheiligd. De Fransche soldaten zijn gewis voor wat beters gestorven en de onze waren meer dan 80 pCt. Vlamingen, die met hun bloed de vrijmaking van Vlaanderen samen met die van België hebben gehoopt te koopen. Wanneer er een Universiteit is, die het doopsel heeft ontvangen en van vuur en van bloed, dan is het de Vlaamsche Universiteit van Gent, en niet de Fransche, in de persoon van de Vlaamschgezinde soldaten. die bij duizenden zijn gesneuveld.’ (N. Ct. 9 Febr.) * * * Prof. Fredericq, de nieuwe rector, heeft in zijn openingsrede zijn oud standpunt, in zake hooger onderwijs in Vlaanderen, weer opgerakeld; dat is. de gedeeltelijke verdubbeling der leergangen. Prof. Fredericq weet, dat hij vóór den oorlog met zijn meening in de Vlaamsche wereld alleen stond. Dat zal nu nog wel zoo zijn. De Vlamingen eischen de vervlaamsching der Gentsche hoogeschool en wij hopen dat prof. Fredericq eenmaal onze zegepraal zal beleven. (Alf. Sevens in zijn blad De Witte Kaproen, Gent, 26 Jan. '19.) * * * In zijn schets eener geschiedenis der Vlaamsche beweging (Vlaamsch België sedert 1830, 2e deel) schrijft prof. P. Fredericq, na op het treurig verval van het Vlaamsche volk gewezen te hebben: ‘De Vlaamsche beweging is de poging om dat jammerlijk verval der Vlamingen te stuiten en om hen terug te brengen in den stroom der moderne beschaving door middel van het eenig natuurlijk voertuig der gedachten: de moedertaal.’ De Gentsche hoogeschool zooals zij waait en draait is niets anders dan een dam, die voor de Vlamingen den stroom der beschaving tegenhoudt. Als rector verklaarde prof. P. Fredericq den wensch te koesteren dat de Gentsche universiteit haar deuren voor Vlamingen en Walen met vrije keus van de taal zou openstellen. Wij antwoorden daarop met de woorden van prof. Aug. Vermeylen: de tijd der halve oplossingen is voorbij. Het Vlaamsche volk zal dus nog wel langer het eenige volk ter wereld blijven, waarvan het hooger onderwijs niet in de eigen taal gegeven wordt. Die vernedering heeft het Vlaamsche volk blijkbaar nog eenigen tijd noodig. Intusschen zullen wij de Vlaamsche onbuigzaamheid gaan sterken bij de duizenden graven van onze Vlaamsche soldaten in 't IJsergebied. (J. Hoste Jr. in zijn blad Het Laatste Nieuws, 26/27 Jan. '19.) * * * De vulgarisateurs zweeten water en bloed om aan de goede gemeente wijs te maken waarom zij van geen Vlaamsche Hoogeschool willen hooren. | |
[pagina 40]
| |
Het ware zoo eenvoudig te zeggen: Wij misprijzen uit al onze krachten de volkstaal, maar zoo durven ze de Gentenaars in het aangezicht niet kletsen. Het Fransch is meer verspreid dan 't Nederlandsch, zeggen ze, het Fransch is schooner dan 't Nederlandsch en patati en patata. Wat kan ons dat schelen? Wij Vlamingen vragen om behandeld te worden zooals alle andere vrije volkeren. Is dat te veel gevergd? Als wij met onze centjes naar den ontvanger der belastingen gaan, wenschen wij niet toegesnauwd te worden: Comprends pas! Als onze jongens zich bij den troep vervoegen moeten zij er officieren vinden, die voor hen een goed Vlaamsch woord over hebben, in plaats van eenige Waalsche vloeken. In den tempel van Themis moet de rechtspleging gebeuren in vloeiend Nederlandsch, opdat de Vlaming er zich thuis gevoele. Hoe zal de ambtenaar, de officier, de rechter zijn ambt in 't Nederlandsch uitoefenen, als het onderwijs van laag tot hoog Fransch is? Hebben de Vlamingen in dezen oorlog niet genoegzaam hun plicht gedaan, om niet langer als bastaards en verworpelingen behandeld te worden? (Het Laatste Nieuws, 2/3 Febr. '19.) * * * | |
Twee maten en twee gewichten.Hoe grooter het onrecht,
Hoe vollediger het rechtsherstel.
Over het Waalsche aktivisme wordt niet gesproken. De bladen, die elken dag het Vlaamsche aktivisme gebruiken en misbruiken om de Vlamingen te beleedigen en er onder te houden, zwijgen het Waalsch aktivisme dood. En toch bestond er een Waalsch aktivisme en waren er te Namen Waalsche aktivistische ministeries. Wij zullen niet zeggen, dat de h. Buisset, volksvertegenwoordiger van Charleroi tot de Waalsche aktivisten ooit behoord heeft, maar hij is de eerste Belg, die, indien wij het goed voorhebben, zich tot het Duitsche bestuur wendde, om te bekomen, dat het op taalgebied een bepaalde houding zou aannemen. Hij stelde namelijk voor, dat het bezettend gezag alles uitsluitend in het Fransch zou afhandelen! Indien de h. Buisset een Vlaming ware geweest en hij gevraagd had, dat het bezettend gezag alles in 't Nederlandsch zou gedaan hebben, dan zou de h. Buisset thans in het Parlement niet meer zetelen. Nooit heeft het stelsel van twee maten en twee gewichten in ons land weliger getierd. Dat besef dringt door in de overtuiging van de eenvoudigste Vlaamsche menschen en dat besef zal zich wreken. Thans vernemen wij door La Gazette de Charleroi, dat de heer Buisset tijdens den oorlog aan baron Capelle een memorie toegezonden heeft, waarin hij het federalisme verdedigt. Dergelijke feiten worden door de heeren, die het aktivisme ten nadeele van de Vlaamsche herleving willen uitbuiten, met opzet verzwegen. Voor de waarheid hebben die heeren geen zin. Zij zijn er slechts op uit hun kaste-voorrechten door leugen en bedrog te redden. En toch zullen zij vroeg of laat hebben te buigen voor den volkswil zooals de belanghebbenden bij het meervoudig kiesrecht zich thans moeten neerleggen bij de zegepraal van het: één man, één stem. Wat in het diep gemoed van ons Vlaamsche volk sluimert, is te edel en te frisch, dan dat het door wien ook zou kunnen bezoedeld worden. Recht zal recht blijven ‘zoolang een Vlaming leeft’, en hoe dieper onrecht men ons aandoet, hoe vollediger en spoediger ook het rechtsherstel zal zijn. J. HOSTE Jr. in Het Laatste Nieuws van 5/6 Febr. '19. | |
Het ware Doel.Het is een grove dwaling te gelooven, dat de tegenwoordige vervolging, opschorsing en broodrooving van talrijke Vlaamsche ambtenaren, en beambten, alleen uit vaderlandsliefde gebeurt. Men zoekt niet de activisten te straffen, - dat mag en moet, maar vooral de Vlaamsche Beweging te dooden. Men tracht in België de noodlottige politiek van na 1830 weer in te voeren, en in België een zoogezegde eenheidstaal, het Fransch, te doen heersenen. Daarom dienen zooveel mogelijk Vlaamsche ambtenaars en beambten uit de openbare besturen verwijderd. De overigen, die men niet kan wegzenden, hoopt men onschadelijk te maken door schrikaarjaging. Durven zij nog over Vlaamsch of Vlaamsche rechten piepen, dan schreeuwt men van fllamingant en activist. en de bedreiging komt. Ondertusschen stopt men alle openbare besturen vol met franskiljons en Vlaamsch onkundige Walen.
(Alfons Sevens in zijn blad De Witte Kaproen.) | |
Ambtelijke tweetaligheid!Men schrijft uit Brugge aan het ‘Vlaamsch Sekretariaat’Ga naar voetnoot1): ‘In de spoorhal te Brugge zijn de vertrekuren der uit Brugge heenstoomende treinen aangeduid op een groot rechthoekig bord, minstens twee meter hoog en een breed, en dit alleen in het Fransch. Vlaamsch is er noch bij noch omtrent. Zoo b.v. Bruges-Bruxelles, à 12.00; Bruges-Aixla Chapelle à 13.15, enz. Een tweede bord deelt een bericht mee voor de soldaten, die naar le pays occupé moeten reizen. Daarin wordt hun medegedeeld we ken weg ze te volgen hebben en dat ze te Mechelen in een vernoemde straat onderkomen en eten kunnen krijgen. Dat staat in groote letters te lezen voor al wie Fransch lezen kan. De Vlaamsche soldaten, die er geen kennen, kunnen ditzelfde lezen op een klein blaadje papier, dat aangeplakt is onderaan dit bord. Men moet er met den neus tegen staan om het te kunnen lezen. De twee landstalen prijken hier dus op gelijken voet?! 't Is klaar! Het beheer der spoorwegen heeft hier zijn vollen plicht gedaan, zooals in veel plaatsen en omstandigheden. Waarom toch moet de Vlaamsche taal hier weeral de verstootelinge zijn? de miskende? waarom? of is er kwade wil in 't spel? En zeggen dat op 100 soldaten die naar de pays occupé reizen, er 70 Vlamingen zijn, die immer en altijd deze tergende feiten te verdragen hebben. (Het Laatste Nieuws 2/3 Febr. '19). * * * | |
[pagina 41]
| |
‘La Gazette’ verbeuzelt een kolom om eens te meer over de Vlamingen en hun taal den onzin uit te kramen aan denwelke het blad ons heeft gewoon gemaakt. Dit onbeschaamde stukje wordt op volgende wijze besloten: ‘Het Vlaamsch, openlijk werktuig van verduitsching, het Vlaamsch waarvan wij de tergende onbeschottheid moeten dulden, blijft steeds een hindernis voor het onderwijs en het bestuur en drukt steeds voort op ons met al zijn zwaarte; het is noodzakelijk dat de Vlamingen onder het juk worden gehouden en dat hun gewestspraak het middel van hun onderwerping blijve.’ Voor ‘La Gazette’ zijn klaarblijkend 80 p.c. van onze gesneuvelden gevallen opdat hun volk ‘onder het juk worde gehouden.’ Zij, die na dezen oorlog niet hebben verleerd België te beschouwen als een samenhuizing van meesters en knechten, hebben het recht te zwijgen over de toekomende regeling van onze nationale verhoudingen. Zij wezen er intusschen van verzekerd dat de Vlamingen niet langer den lust gevoelen onder het juk te worden gehouden en dat zij eens voor altijd, besloten zijn hun ‘idiome’ tot het middel van hun zelfstandige cultuur op te voeren. (De Standaard van 11 Febr. '19). * * * Prof. van Cauwelaert schrijft in zijn ‘Standaard’ van 14 Februari een hoofdartikel over ‘De eischen van België op de Vredesconferentie’, waarin hij o.m. zegt: Onze Hollandsche confraters zoowel als wij, hebben reden om wantrouwig te zijn tegenover het gestook van een beperkte maar zeer werkzame groep van publicisten, die met leede oogen voorzien dat de politiek van toenadering tusschen België en Holland, voor welke wij van den aanvang aan zijn opgekomen, noodzakelijk moet zegevieren, wanneer zij bij het einde van dezen oorlog geen kloof kunnen graven aan onze grenzen. | |
Een instantaneetje!Uit de interpellatie van den heer Lemonnier. op de vergadering van dezen voormiddag: M Lemonnier. - Daar zijn fabrikanten die voor den vijand gewerkt hebben Waarom treedt men tegen hen niet op. Minister Jaspar. - Il faut d'abord une instruction. M. Lemonnier. - En degenen die rechtstreeks aan 't Duitsche leger geleverd hebben? Minister Jaspar. - Il faut d abord une instruction. M. Lemonnier. - Alles goed en wel, maar de goede burgers komen in verzet, als ze zien dat die slechte patriotten met rust gelaten worden. Min. Jaspar. - Il faut d'abord une instruction!! M. Lemonnier. - En de activisten dan, mijnheer de Minister, die van den eersten dag af in de gevangenis werden geworpen? Minister Jaspar. - Ça c'est tout autre chose! (De Standaard van 14 Febr.)
Hebt gij 't vlugschrift ‘De aanval op Nederland’ gelezen? Het verscheen ook in 't Engelsch en Fransch. Vraag ter verspreiding ex. aan 't Kantoor van 't A.N.V. Wijnstraat 93, Dordrecht. |
|