| |
Vlaanderen.
Het vraagstuk der Gentsche Hoogeschool in snelle vogelvlucht.
Nu de oorlog feitelijk over is en het leven in België van lieverlee zijn ouden gang herneemt, oordeelt de redactie van Neerlandia den tijd gekomen om de rubriek Vlaanderen te heropenen. Zij doet dat met een overzicht van het Gentsche-hoogeschool-vraagstuk tot in de eerste helft van 1914. Wie zich de moeite getroost die geschiedenis na te gaan, zal den weg weten in de ook in dit nummer voorkomende uittreksels uit Vlaamsche bladen. Tot tijd en wijle weer geregeld berichten inkomen van door Groep België aangewezen medewerkers, zal de redactie, mits met goedkeuring van het Hoofdbestuur, voortgaan zulke uittreksels op te nemen als kunnen dienen om zich een goed denkbeeld te vormen van het verloop van deze voor Vlaanderen en dus voor den geheelen Nederlandschen stam, zoo uiterst gewichtige kwestie.
1835. |
De Gentsche Hoogeschool wordt hervormd. Alle lessen Fransch. |
1853. |
Julius Vuylsteke, Tony Bergmann en hun vrienden van het pas gestichte Taalminnend Studentengenootschap 't Zal wel gaan, drijven door dat Prof. Serrure en Heremans - later ook hoogleeraar - in 1854 belast worden met Nederlandsche letterkunde. Twee uur in de week en 's avonds! Door het van lieverlee wegblijven van studentenhoorders werden de lessen opengesteld ook voor onderwijzers enz. Leerlingen van Heremans o.a. G.D. Minnaert, P. van Houwaert, J. Obrie en P. Fredericq. In hun tijd nog maar één studenthoorder: Julius Sabbe. |
1884. |
Een reeks Nederlandsche leergangen bij de Gentsche Hoogeschool ingesteld, de z.g. Vlaamsche Normale Afdeelingen, om te voorzien in het door de taalwet van '83 ontstane gebrek aan leeraren, geschikt om aan de athenea in het Nederlandsch les te geven in de Germaansche talen, de geschiedenis en de aardrijkskunde. Deze groote vooruitgang was voornamelijk aan Minister van Humbeeck en prof. Wagener te danken. In zijn openingsrede voor het XXIIe Ned. Taal en Letterkundig Congres te Arnhem, Aug. 1893, zei Dr. Slotemaker: ‘Vóór 1884 was aan de Gentsche Universiteit maar één Nederlandsche leerstoel eerst door prof. Heremans, daarna door prof. Paul Fredericq bezet. Vóór 1884 werden slechts vier colleges in het Nederlandsch gegeven; thans zijn er 36.
In deze Vlaamsche leergangen werden gevormd bij Prof. Fredericq o.a. Herman van der Linden (thans prof. te Luik), V. Fris; bij de proff. Vercoullie en Logeman o.a. H. Meert, de Vreese, Maurits Sabbe. |
| |
| |
1888. |
Prof. Mac Leod opent een Ned. leergang in de botanie. Leerling o.a. Edward Verschat-felt, thans prof. te Amsterdam, Julius Verschaffelt, prof. te Brussel, C. de Bruyne, prof. te Gent. |
1888. |
Een commissie, benoemd door den Vlaamschen Landdag in Brussel, vraagt van Minister de Volder Nederlandsche leerstoelen in strafrecht en in rechtspleging. De Minister was bang dat men ten slotte een volledige Vlaamsche Hoogeschool zou verlangen; dat het kleine België aan zijn vier Universiteiten, Gent, Leuven, Luik en Brussel, al meer dan genoeg had. De Commissie beaamde dat inderdaad op een Vlaamsche Hoogeschool werd gehoopt, maar dat dit geen vijfde behoefde te zijn; men had er slechts een te vervlaamschen. |
1889. |
In het Gentsche Katholieke Belfort bepleit D. Ackers een Vlaamsch-Katholieke Hoogeschool op kleine schaal. De tijd bleek nog niet rijp. |
1889. |
Leuvensche studenten verschijnen op het Coremans-feest te Antwerpen met een standaard waarop: Wij vragen een Vlaamsche Hoogeschool. |
1890. |
Vlaamsche leergang in het strafrecht opgericht. Alleen de faculteit der medicijnen was nog zuiver Fransch. |
1892. |
Op het zilveren feest van het Willemsfonds te Brugge, leidt de Gentsche student Julius Pée het vraagstuk in eener Vlaamsche Hoogeschool. Julius Sabbe en Frans Retsin ondersteunen hem: een Nederlandsche Hoogeschool in België is niet alleen het ideaal der studenten, maar van alle Vlaamschgezinden. |
1896. |
Pol. de Mont geeft op het XXIIIe Nederl. Taal- en Letterk. Congres den stoot aan de vorming eener Commissie om het vraagstuk tot een praktische oplossing te brengen. In die commissie worden gekozen Pol. de Mont, Leonard Willems, Juliaan van der Linden, Léonce Du Catillon, Max. Rooses, Edm. Fabri, Juliaan de Vriendt, Flor. Heuvelmans, Jan van Rijswijck, Prof. Mac Leod, Prof. Julius Obrie, Julius Sabbe, en later nog Prof. Ed. Bouqué van Gent. |
1897. |
De Gentsche Studentenalmanak voor 1897 bevat den uitslag van een referendum, uitgeschreven door 't Zal wel gaan. De vraag of de Hoogeschool van Gent uitsluitend Nederlandsch zou dienen te worden, werd uitdrukkelijk bevestigend beantwoord door Prof. Bouqué, Prof. De Ceuleneer, Prof. P. Fredericq, Dr. J. Frederichs, Prof. Mac Leod, Prayon van Zuylen, Max Rooses en Prof. Vercoullie. De tweetalige Gentsche Hoogeschool werd door niemand voorgestaan dan door Prof de Harlez van Leuven en de Proff. Kurth en Stecher van Luik. |
1897. |
Prof. Mac Leod brengt verslag uit van het onderzoek door de Congrescommissie; herschepping der Fransche Hoogeschool van Gent in een Vlaamsche, met aanvaarding van een tijdperk van overgang. Alle nieuwe professoren en docenten zouden van meet af onderwijs geven in het Nederlandsch; de bestaande zouden van regeeringswege moeten worden verzocht dat te doen. Voor levende Romaansche taal- en letterkunde zou uitzondering kunnen worden gemaakt. Dit Verslag is de hoeksteen geworden der Vlaamsche eischen. |
1897. |
Eerste Vlaamsche Natuur- en Geneeskundig Congres. Deze eersteling leidde tol een reeks van schitterend geslaagde Congressen, waarvan Prof. Mac Leod de ziel was; na dezen werd voorzitter Prof C. de Bruyne van Gent. |
1898. |
Tweede referendum van 't Zal wel gaan; de uitslag weer in den Gentschen Studentenalmanak. Vóór de vervlaamsching: adv. Alb. Fredericq (Gent), Prof. Lahousse (Gent), het Kamerlid J. van der Linden (Brussel), adv. Edmond Picard (Brussel), Prof. Pyfferoen (Gent), Prof. Reychler (Brussel), Julius Sabbe (Brugge), Jan van Rijswijck (Antwerpen), Dr. W. de Vreese (Gent), Prof. H. Kern (Leiden), die het onschendbaar recht der Vlamingen bewees op hooger onderwijs in hunne moedertaal, maar de oplossing van het moeilijke vraagstuk aan de Vlamingen zelf overliet. Pirenne verdedigde opnieuw het tweetalige stelsel. |
1899. |
De Vlaamsche Hoogeschoolcommissie in gehoor bij Minister Schollaert, die ‘tamelijk koeltjes’ beloofde het ontwerp Mac Leod welwillend te zullen onderzoeken. Rumoer in de Fransch-Belgische pers. De Gazette van 25 Maart vatte haar betoog over een vervlaamsching samen in dezen slotzin: ‘La création serait vraiment un défi au bon sens et à la justice.’ De oud-Burgemeester van Brussel. Buls, beval in twee brieven aan de Liberté (Brussel) de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool aan: Ce qu'on n'explique jamais, zoo schreef hij o.a. ‘lorsqu'on prétend que la culture du flamand nous isolerait des autres nations, c'est pourquoi on ne conseille pas aux Hollandais, aux Danois, aux Hongrois, aux Tchèques, aux Suédois, aux Roumaines, aux Serbes, aux Grecs. d'abandonner leui langue nationale sous prétexte qu'elle n'est parleé que par deux à trois millions d'hommes.’ Buls zou van het Nederlandsch het cijfer tien millioen ongestraft hebben kunnen zeggen. |
1899. |
Flor. Heuvelmans brengt het ontwerp in de Kamer ter sprake. Er zouden in Gent geen 50 studenten overblijven, beweerde de ververtegenwoordiger voor Gent zelf. En het vraagstuk werd zonder veel omslag begraven. |
1899. |
De rector der Gentsche Universiteit, de Wetter, bracht op verzoek de kwestie in den Academischen raad ter sprake. Van de 44 aanwezige professoren verklaarden zich 12 meer of min tegen het uitsluitend gebruik van het Fransch. |
1899. |
Een week na die bespreking brengt het Volksbelang (Gent) van 20 Mei een artikel, waaruit blijkt dat de schrijver (Prof. P. Fredericq), eerst een overtuigd voorstander van geleidelijk algeheele vervlaamsching, huiverig is geworden voor de praktijk daarvan als zijnde de tegenstand zoo heftig gebleken dat de Hoogeschool zelf daardoor in bloei |
| |
| |
|
zou achteruit gaan. Daarom werd o.a. door hem beter geoordeeld naar het onmiddellijk bereikbare te streven, de Fransche leergangen te laten wat zij waren, maar daarnaast de inrichting van Nederlandsche cursussen te vragen op volkomen gelijken voet, de Waalsche en Vlaamschonkundige studenten zouden dan niet gedwongen zijn Gent te verlaten. Dit was dus, ten minste als overgangsmiddel en bij wijze van proef, het tweetalige stelsel, in den geest o.a. van Pirenne. Op Fredericq's voorstel werd in een vergadering van het Willems-fonds eenige maanden daarna, besloten een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop in andere tweetalige landen de moeilijkheden in dezen waren opgelost. |
1899. |
Het kamerlid Julius de Vigne doet een bemiddelingsvoorstel, ook al omdat hij voorzag dat anders de zaak op niets zou uitloopen. Hij wilde aan de Hoogeschool vrije Vlaamsche cursussen verbinden, een soort van responsieen debatcursussen, verplicht voor ieder aanstaand ambtenaar in het Vlaamsche land In een openbaar debat, voor en tegen, tusschen Du Catillon - vervlaamscher - en het socialistische kamerlid Anseele vulgarisateur - werd de Vigne van beide kanten grievend verdacht gemaakt. |
1900. |
Jan van Rijswijck, de burgemeester van Antwerpen, door de Vigne bekeerd, verklaart zich, in tegenstelling met zijn vroegere overtuiging, openlijk tegen algeheele vervlaamsching, op grond van gevaar voor ontvolking en de moeilijkheden bij het vinden van bekwame hoogleeraren. Het regende protesten tegen die verklaring. Andere stelsels verrezen. Groep België van het A.N.V. besliste in een spoedvergadering te Antwerpen, dat de Congrescommissie bevoegd bleef. |
1901. |
Op denzelfden dag dat op het 2e Vlaamsche Studentencongres geestdriftige jongeren van clericale en liberale richting eendrachtig de vervlaamsching bepleitten - René de Clercq, Alberik de Swarte, Lodewyckx, Lefèvre enz. - sprak de Vigne als voorzitter der Liberale Associatie van het kiesdistrict Gent-Eekloo, als zijn overtuiging uit, dat de Gentsche Hoogeschool moest werden veranderd in Vlaamschen zin, maar weidde hij tevens uit over de gevaren van overdreven eischen, ook uit liberaal oogpunt; een algeheele vervlaamsching toch, zou het confessioneele onderwijs in de plaats brengen van het van oudher neutrale, waardoor Gent altijd het brandpunt was geweest van liberalisme.
Dat was het wat inderdaad veel liberalen wantrouwig had gemaakt, de vrees dat de clericalen door vervlaamsching het karakter der Hoogeschool zouden veranderen. |
1901. |
Prof. Vercoullie schrijft L'Université Flamande, ten behoeve der verfranschte liberale studenten. Zijn slotsom is: tweetaligheid. |
1902. |
In antwoord op een desbetreffende vraag van 't Zal wel gaan, verklaren 5 Kamerleden zich voor het stelsel-Mac Leod en 5 voor tweetaligheid; verder de Vigne voor bescheiden aanvang; Anseele, de socialist, schreef dat de werkman en boer niets hebben aan een hoogeschool; eerst leerplicht en tienurige werkdag, dan om hem ook de vervlaamsching, De 't Zal-wel-ganers c.s. besluiten tot een dagorde waarbij van de regeering zoo spoedig mogelijk een wet werd gevraagd voor de geleidelijke volledige vervlaamsching. Het studentencongres dienzelfden dag gehouden, zond een schrijven aan alle tweetaligen, dat zij het niet met hen eens waren, dat de Vlamingen met een kluitje in het riet zouden worden gestuurd en dat als het tot tweetaligheid kwam, geen enkel goed Vlaamsch student zou willen meedoen. De strijd was nu niet meer van Vlaming tegen vulganisateur, maar van Vlaming tegen Vlaming. |
1902. |
Prof. Mac Leod zet in 't Zal wel gaan zijn stelsel nogmaals uiteen en oefent scherpe kritiek op de houding van de Vigne, van Ryswyck en Fredericq. De laatste lokte een nieuwe bijeenkomst uit, waarin hij zijn standpunt verdedigt tegen Mac Leod, de Vreese en H. Meert. |
1903. |
In een vergadering van den Gentschen tak A.N.V. waarin Fredericq en Vercoullie schrap staan tegen Prayon, Fabri, Libbrecht e.a., is de uitslag der stemming vrijwel om en om. Maar in Antwerpen, waar Fredericq alleen stond tegenover een aaneengesloten phalanx, lijdt de tweetaligheid een verpletterende nederlaag; ze kreeg de stemmen enkel van Fredericq, Vercoullie en O. van Hauwaert. De overgroote meerderheid der Vlaamschgezinden was buiten kijf voor het stelsel-Mac Leod. Er werd dan ook kort daarna besloten de brochure Mac Leod te doen uitgeven voor krachtige propaganda. Ze was getiteld: ‘Over de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool’, gaf een overzicht van de geschiedenis der beweging, ging zijn tegenstanders onder wie van Rijswijck, de Vigne en Fredericq forsch te lijf, spoorde de studenten aan tot eendracht en verklaarde, met beroep op het A.N.V. te Antwerpen, het tijdperk der stelsels voor gesloten: er was z.i. green verschil van gevoelen meer; enkel Paul Fredericq en eenige van diens vrienden, hadden zich van het leger der Vlaamschgezinden afgezonderd. Het oogenblik was daar voor een wetsontwerp ter behandeling in het parlement.
Fredericq heeft deze brochure beschreven als: werk van diepen ernst, groote kracht, overvloed van bewijsgronden, flinken stijl en aanstekelijke warmte van overtuiging, maar als keerzijde onnauwkeurigheden, overdrijvingen, gemis aan waardeering van andersdenkenden en daaruit spruitende verdachtmakingen. |
1903. |
Het Nationaal Vlaamsch Verbond richt zich tot den Koning, die den wensch had uitgesproken dat het feest der 75-jarige onafhankelijkheid door een grootsche hervorming zou worden gevierd, met het verzoek de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool als zoodanig te aanvaarden. |
| |
| |
1906. |
De vorige jaren brachten het vraagstuk niet verder. De studenten weerden zich dapper en schaarden zich in wijder verband; vooral de Leidsche Stud. Afd. A.N.V. toonde medeleven; Cohen Stuart, Te Winkel Jr., Joekes, Visser, de Meester, Welcker, Kielstra, e.a. komen naar de Vlaamsche Studentencongressen. Ook wordt samenwerking tusschen de studenten der vier Belgische Hoogescholen gezocht, maar de politiek, clericaal contra liberaal, gedoogt haar nog niet.
Mac Leod trekt zich terug; hij wil zich het leven niet langer laten vergallen door al de verdachtmaking en laster, waarvan hij het mikpunt is. Desgelijks doen de professoren Fredericq en Vercoullie. Het Hoogeschoolvraagstuk zou verloopen zijn in het zand der tweedracht, ware het niet dat Lodewijk de Raet was opgestaan en de aandacht opnieuw had geboeid. Deze jonge geleerde, man van feit en cijfer, rekende voor dat noch het stelsel Mac Leod, noch dat van Fredericq, noch eenig ander geopperd stelsel deugde; dat het stelsel Mac Leod onvermijdelijk juist op de tweetaligheid zou uitloopen die het bestreed, en wel omdat de technische afdeeling der academie niet in de vervlaamsching was begrepen geworden. Slechts door ook deze mede te vervlaamschen, zou recht kunnen worden gedaan. Dat alles werd in den breede streng wetenschappelijk ontvouwd in een lijvig boekdeel, getiteld Over Vlaamsche Volkskracht, met den ondertitel De vervlaamsching der Hoogeschool van Gent. Het was een bevestiging van burgemeester Buls' gevleugeld woord: Zoolang Vlaanderen geen Vlaamsche Hoogeschool bezit, zal de Vlaamsche beschaving onvolledig zijn.
Aan het boek had de Raet voordrachten laten voorafgaan. Hij kreeg aanhang, o.a. Rudelsheim, die tegelijk een vrije Vlaamsche Mijnenschool wilde, zonder te wachten op vervlaamsching te Gent, welke gedachte niet werd ondersteund. Prof. August Vermeylen van Brussel achtte de Raets plan een vrome wensch.
Opeens weerklinkt een veto tegen elke vervlaamsching uit den mond der zes Belgische Bisschoppen: daar de algemeene belangen der beschaving hooger staan dan de particuliere belangen van een volk, moet het Fransch het voertuig zijn der gedachten. Het was thans niet voor het eerst dat van de zijde van oprecht Katholieken verzet werd aangeteekend tegen deze verguizing der moedertaal. En ook niet voor het laatst dat de hooge geestelijkheid sprak. In 1908 zeide Mgr Mercier: ‘Une université flamand, jamais!’ Maar ook nu weer klonk, bij monde van Vlaamsche Katholieke oud-studenten-bonden: het zal! |
1907. |
In het A.N.V. Groep België stelt Max Rooses voor om orde in de verwarring te brengen, door aan een nieuwe Commissie op te dragen de verschillende stelsels tot eenheid te brengen. Aangenomen. Vijftig mannen werden aangewezen, onder wie Bauwens, Buls, Pol de Mont, Depla, De Raet, De Swarte, Dosfel, Franck, Fredericq, Heuvelmans, Karel en Adelfons Hendrickx, H. Meert, Max Rooses, Rudelsheim, Sabbe, Sano, Speleers, J. van der Linden, van Oye, Aug. Vermeylen, Waxweiler, Leonard Willems. Acht lange algemeene zittingen, buiten de talrijke commissievergaderingen, hadden tot gevolg een verslag, opgesteld door de Raet, dat vrij wel diens zienswijze weergaf. De voorstanders der tweetaligheid gaven hun verzet op, zonder evenwel geacht te willen worden vóór te stemmen. |
1910. |
Grootsche betooging te Antwerpen. Franck, van Cauwelaert en Huysmans, de liberaal, de katholiek en de socialist, bepleiten eensgezind de inrichting van een Vlaamsche Hoogeschool; zij belooven niet te zullen rusten in de najaging van dit doel. Geestdriftige Vlaamsche Volksvergaderingen worden gehouden te Brussel, Mechelen, Gent, Lier, Brugge, Hasselt e.a. De leiding is bij de Vlaamsche Hoogeschool-Commissie. |
1911. |
In Leuven worden eenige leergangen aan elke Faculteit vervlaamscht. |
1913. |
Minister Poullet beoogt de inrichting te Gent van enkele Vlaamsche leergangen in elke Faculteit. Daar dit een begin zou zijn van de niet gewenschte tweetaligheid, was er heftig verzet van den kant der geheel-vervlaamschers. Het stelsel-De Raet of geen; alles of niet. |
1914. |
Een verzoekschrift bekrachtigd door 2500 gediplomeerde oud-studenten, door 100.000 handteekeningen op meetings verzameld door Sevens, door 500 volksvergaderingen, door 500 besluiten van gemeenteraden, wordt aan het parlement gericht om het wetsvoorstel ter vervlaamsching, van Franck, van Cauwelaert en Huysmans, aan te nemen. De kansen stonden beter dan ooit; de beslissing was aanstaande.
Toen brak de oorlog uit. |
Neerlandia blijft natuurlijk buiten dit bij uitstek Belgische vraagstuk. Toch zij het mij persoonlijk vergund er op te wijzen hoe in en na den oorlog Vlaamsche mannen van de meest uiteenloopende plichtsopvatting in dezen, Dordrecht zijn blijven beschouwen als den betrouwbaren zetel onzer stameenheid. Van hier uit is wijder veld te overzien dan van de groepen uit, die nauwer omgrensd zijn.
En dan hoop en verwacht ik dat eenmaal de tijd van bezinking zal aanbreken, waarin de eerlijke Vlamingen door oprechte waardeering van elkaars onbaatzuchtige beweegredenen, zelf zullen gaan werken aan de demping der klove onderling. Ten slotte zijn toch de beweegredenen de zedelijke maatstaf voor rechting. Ik voor mij, ik heb bij vertegenwoordigers van alle richtingen de meest zuivere bedoelingen gevonden.
Krachtens mijn meer dan twintigjarige ervaring van Vlaamsche menschen en zaken, vraag ik dan ook mijn landgenooten: beschouwt de Vlaamsche ballingen in ons midden als menschen, die tot U zijn gevlucht en in hun moeilijke leven recht hebben op uw vriendelijkheid en steun. Zij willen niets liever dan in hun eigen land worden geoordeeld, mits door
| |
| |
onpartijdige, der zake kundige rechters. Aan ons Nederlanders echter is niet het oordeel over wat zij gedaan en gesproken hebben. Wij kunnen niet schiften waarheid en laster. Wij missen daartoe het onontbeerlijke inzicht.
H.J. Kiewiet de Jonge.
|
|