Neerlandia. Jaargang 22
(1918)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-Indië.Indië's Ontwikkeling.Ga naar voetnoot1)De wederzijdsche waardeering van 't Oosten en 't Westen schrijdt geleidelijk voorwaarts, wat toejuiching verdient. Te 's-Gravenhage heeft in Diligentia een middaguitvoering plaats gehad, gegeven door de onlangs opgerichte vereeniging ‘Mutado’ tot bestudeering van de muziek, dans en tooneelkunst onzer Koloniën, met welwillende medewerking van een aantal heeren uit Indische kringen en van den dichter-zanger Emiel Hullebroeck. Vele autoritelten waren aanwezig benevens vertegenwoordigers der directies van koloniale ondernemingen, oud-Indischgasten en talrijke kunstenaars, samen meer dan 300 genoodigden, die dankbaar zijn voor het genotene. Over het algemeen begint men in Nederland meer grondig kennis te maken met de Javaansche kunst. In Deventer en in andere plaatsen waren de Javaansche kunstavonden voor het talrijke publiek als een openbaring en wekten geestdriftige bewondering, gelijk ook blijkt uit de korte verslagen, die daarvan gegeven werden in Neerlandia. Zij verdienen dit dan ook ten volle en al zijn de indrukken bij de groote meerderheid niet van blijvenden aard, toch zal ontwijfelbaar hier en daar het zaad van waardeering in goede aarde vallen en onverschilligheid worden omgezet in belangstelling.
Dat laatste is ongetwijfeld ook weer geschied door het feest naar aanleiding van het tienjarig bestaan van Boedi-Oetomo,onlangs door de kolonie van Jong-Javanen in gemeenschap met vele bekende vrienden van Indië gevierd. Boedi Oetomo, verkort Bo genoemd, is eene vereeniging van meer aanzienlijke vooruitschrijdende Javanen, die ‘bezadigheid’ in hare banieren heeft geschreven. Later ontstonden de vereenigingen Sarikat-Islam en Insulinde, die een meer onstuimig revolutionair karakter dragen en, vergis ik mij niet, meer een proletarisch karakter hebben. Ik vond in een blad waar men dit 't minst zou | |
[pagina 105]
| |
verwacht hebben,Ga naar voetnoot1) De Hervorming, wkbl. van den Ned. Prot. bond, daarover van den heer Goenawan Mangoenkoesomo een lang artikel, dat zeker ook de belangstelling van lezers van Neerlandia zal wekken! Ik neem er een, met het oog op mijn bescheiden plaatsruimte, nog al groot brokstuk uit over, opdat de lezers uit die duidelijke en bondige samenvatting kunnen zien, waarom de ontwikkelde, bezadigde Javaan wel dankbaar maar nog niet tevreden is:
‘Bij een beschouwing van Bo's tienjarige periode behoort men te vermelden de vele en velerlei veranderingen, die op Java plaats hebben gehad. Het groote bezwaar, dat hiertegen zou kunnen worden geopperd, is dit, dat Boedi Oetomo daaraan zoo weinig daadwerkelijk deel heeft. Ik wensch echter nogmaals hierop te wijzen, dat onze Vereeniging een zoodanige geestelijke sfeer heeft geschapen in Indië, dat een regeering, die eenige waardeering toont voor de stemmen des tijds, deze verschijnselen niet kan misverstaan.’ ‘En de Nederl. Indische Regeering heeft die stem gehoord en verstaan. Veel heeft zij tot stand gebracht sinds 1908. Ik open de reeks met de dessascholen, de aanbouw van nieuwe 2e klasse scholen, de reorganisatie van de Holl. Inl. scholen; niet vergeten mogen wij de opening van een tweede artsenschool te Soerabaja, van de rechtsschool en bestuurschool te Batavia, de hoogere kweekschool te Poerworedjo en de tuin- en landbouwschool te Soekaboemi. Ook zijn wij erkentelijk voor de vermeerdering van het aantal kweekscholen voor Inl. onderwijzers en opleidingsscholen voor Inl. ambtenaren.’ ‘Op economisch terrein is zij evenmin blijven stilstaan. DessaloemboengsGa naar voetnoot2) en dessabanken zijn de getuigen van haar goeden wil om den woeker te bestrijden. De Inl. ambachtsscholen willen afleveren geschikte werklieden, die hun omgeving zullen voorgaan in het bewijs, dat veel wat nu aan anderen wordt overgelaten, zelf kan worden verricht. Landbouwleeraren geven den dessaman goede voorbeelden in den verbouw van hun padi en andere veldgewassen.’ ‘De staatsspoorwegen bepalen, dat voortaan niet ras of huidskleur het salaris voor gelijk gepresteerd werk zal bepalen, doch kennis en toewijding.’ ‘Ook de stemming jegens de Indonesiërs is veranderd te onzen voordeele. Er breken humaner begrippen baan - waarin ook alweer de regeering voorgaat. Wel zijn de gevallen van minachting nog vele - ik wil o.a. herinneren aan den “moed” van een Hollandsch journalist, die den Javaan wil opheffen tot de hoogte van de galg - maar wij zijn vol goeden moed, dat wij binnen niet te langen tijd de plaats zullen innemen, die ons van rechtswege toekomt.’ Voor al deze veranderingen willen wij erkentelijk zijn. Mede door haar strenge hormatcirculaireGa naar voetnoot1) en haar scherpe persbepalingen toch wil zij van haren goeden wil getuigen. Hoe dankbaar gestemd echter - moeten wij op ons standpunt blijven staan - dat ‘slechts hem God zal holpen, die zichzelven helpt’. Nauwgezet moeten we blijven toezien, dat worde ingelost de belofte in de troonrede van 1913 neergelegd, dat de regeering zal volgen een staatkunde, die moet aankweeken het besef van saamhoorigheid der verschillende bevolkingsgroepen en die opwekt tot onderlinge waardeering der rassen. En deze belofte kan slechts worden ingelost bij strikte rechtvaardigheid, in het onderwijs, waar thans voor 1 Europ. kind ± f 120 tegen f 10 voor 1 Inl. kind 's jaars wordt uitgegevenGa naar voetnoot2) - rechtvaardigheid in de belastingheffing, waar een reuzenlast drukt op den kleinen man in vergelijking met den Europeaan en waar voor den Inl. ambtenaar een onbegrijpelijke uitzondering wordt gemaakt, rechtvaardigheid ten aanzien van de rechtspraak, zoodat niet wordt gemeten met twee maten. Er is reden tot verblijden over de afgeloopen tien jaren. Al mogen wij nog niet alles hebben bereikt, wat we ons gedroomd hebben, de ideeën zijn als zoovele lichtboden van den komenden dageraad. En niet het minst mogen we ons verblijden met den, zij het nog zeer onvolkomen VolksraadGa naar voetnoot3). Uit dit aangehaalde artikel blijkt duidelijk, dat met menschen, als de heer G. M,, te praten valt. En 't is te hopen, dat zij hun gaven en invloed zullen gebruiken om hunnen landgenooten duidelijk te maken, dat betere toestanden in Indië alleen langs den weg van bezadigdheid en orde te scheppen zijn. 't Is de volle waarheid, dat de ontwikkeling van Indië op 't oogenblik schade lijdt door de onredelijke eischen van heethoofden, die, door hun Europeesche tegenhangers in de pers (die ze liever moesten minachten, gelijk de Minahasser deed, | |
[pagina 106]
| |
over wien we 't onlangs hadden) geprikkeld, het hun plicht schijnen te achten, het oproerszaad met kwistige hand uit te strooien. Daardoor wordt niets bereikt dan 't ongeluk van hun eigen volk.
Het is reeds voldoende gebleken, dat onze Oostersche vrienden voor Westerlingen niet behoeven onder te doen in aanleg voor kunst, taal en letterkunde en als 't nu ook geleidelijk duidelijk mocht worden, dat ook in voldoende mate de eigenschappen aanwezig zijn, die vereischt worden voor bestuur en rechtspraak, gelijk ook voor landbouw en nijverheid, dan opent zich voor de Inlandsche jongelieden een mooi verschiet en zal de welvaart der Inlandsche maatschappij met reuzenschreden vooruit gaan. Laat ze eens beginnen met een perceel in erfpacht aan te vragen voor den groot-landbouw en dat zelf te beheeren; zelf aanpakken is ook op dit gebied de weg om er te komen.
De heer G.M. noemde de instelling van den Volksraad, die op 21 Mei j.l. plechtig geopend is, een belangrijke mijlpaal op Indië's ontwikkelingsweg; wij vinden daarin aanleiding om nog eens terug te komen op de spreektaal in den Volksraad. Bij Kon. Besluit is tot ons genoegen bepaald, dat die spreektaal 't Nederlandsch zal zijn. Nu de Volksraad evenwel gevraagd heeft, ook 't Maleisch toe te laten, en dit door de Regeering in Nederland is toegestaan, kan dit als overgangsmaatregel zijn nut hebben; 't zal dan van zelf wel blijken, dat de ontwikkelde Inlander of Chinees er een eer in zal stellen, aan de Nederlandsche taal de voorkeur te geven boven de markttaal, al zullen er (maar alleen gedurende de eerste jaren) nog eenigen gevonden worden, die 't Nederlandsch niet voldoende machtig zijn. Uit dit Kon. Besluit blijkt, dat onze Regeering gunstig gestemd is jegens het streven, dat ook het doel is van het A.N.V. Dat blijkt ook uit het doen herleven (in de hervormingsplannen van het Binnenlandsch bestuur) van de titels Landdrost, Drost, Onderdrost. Het kan niet ontkend worden, dat deze titels in onzen tijd wat zonderling aandoen en nog maar in zeer geringe mate spreken tot ons bewustzijn. Misschien went men weer aan deze verouderde woorden en dan hebben ze dit voor, dat ze echt Hollandsch zijn. In verband hiermede is het wel zonderling, dat nog onlangs de titel Schout,een titel kort maar krachtig, echt Hollandsch en die door de Inlanders zoo gemakkelijk werd uitgesproken, (‘Skout’) op eens moest plaats maken voor de weidsche benaming ‘Commissaris van politie.’Ga naar voetnoot1) 's Gr. v. L. | |
Naschrift.In het vorige nummer van Neerlandia werd gehandeld over de noodzakelijkheid van een breede opleiding der Ingenieurs. Daarin kwam de zinsnede voor: ‘Dat is vooral in Indië mogelijk.’ De lezer zal wel begrepen hebben, dat dit moet zijn, ‘onmogelijk.’ |
|