Ingezonden.
Werkwijze van het Alg. Ned. Verbond.
In het Nov.-nr. van Neerlandia wordt op blz. 182 de verzuchting geslaakt, dat, voor een deel door eigen schuld, andere personen slaagden het Verbond vóór te zijn bij het oprichten van een ‘Nederlandsch Secretariaat’ en van een ‘Persschildwacht’.
Die verzuchting kenmerkt een richting; n.l. een van zelf willen doen van wat ook, - en somtijds beter, - door anderen kan verricht worden. In plaats van een uiting van tevredenheid over het feit dat anderen iets tot stand brengen, dat in de lijn van ons Verbond ligt, wordt van een zekere teleurstelling blijk gegeven; - dat is m.i. onjuist.
Wanneer wij lezen wat ons Verbond beoogt, klinkt dat heel schoon. Wij kunnen intusschen moeilijk op een goeden dag bij elkaar komen en zeggen: ‘kom vrienden, laat ons heden middag de belangen van den Nederl. stam bevorderen’, wij zouden dan weinig opschieten. Indien wij echter dien middag voor een bepaald doel, in de lijn van ons Verbond liggend, eenige geschikte menschen weten te vinden, die veel voor dat beperkte doel gevoelen en er zich willen voorspannen, dan zullen wij wel kans op resultaten hebben, daar men dan van de beschouwing overgaat tot de daad. Omdat men indertijd menschen gevonden heeft, die voor een, zich duidelijk afteekenend doel, - onderdeel van ons algemeene streven, - veel gevoelden, werd de oprichting van de Boeken-Commissie een succès, en konden bijv. de ‘Zuid-Afrik. Ver.’, de ‘Ver, tot verbetering van den Volkszang’ enz. enz. veel nuttiger zijn voor het beperkte doel, dat zij behartigen, dan het Alg. Ned. Verbond ooit had kunnen doen.
Hoewel het reeds een voordeel is, wanneer bepaalde Afdeelingen zich met een bepaalde taak belasten, zal dat toch veelal niet voldoende zijn; het is noodig dat bepaalde menschen, die voor een bepaald doel veel gevoelen, zich de bereiking daarvan tot taak stellen. Van Rotterdam wordt gezegd, dat het meer in 't bizonder de belangen der Boeken-Commissie behartigt. Dat is echter slechts gedeeltelijk waar; geldelijk doet Rotterdam er in verhouding veel voor, doch het eigenlijke werk wordt weer door bepaalde personen verricht. In hoeverre de Afdeeling Den Haag, waaraan de strijd voor de zuiverheid van onze taal meer in 't bizonder opgedragen is, zich daarvan kwijt, is mij niet bekend. Ik stel mij echter voor, dat het ook daar neerkomt op enkele bepaalde personen, leden van de Taalcommissie.
Het belasten van zelfstandige organisaties voor het behartigen van bepaalde onderdeelen van ons streven lijkt mij daarom aangewezen en is ook geldelijk van belang. Het zal dan als regel mogelijk zijn ook menschen, die buiten het Verbond staan, voor een bijdrage te winnen. Iets tastbaars lokt n.l. meer aan dan iets vaags en onbestemds, zooals bij de genoemde organisaties reeds bewezen is. Men zal menschen winnen, die wel iets gevoelen voor het beperkte doel, maar die voor het algemeene streven van het Verbond vrij onverschillig zijn.
Het Verbond streve er daarom naar, - doch natuurlijk niet uitsluitend, - de moedervereeniging te worden van andere organisaties, die elk een bepaald doel beoogen, en die men niet opricht, voor men de geschikte menschen daartoe gevonden heeft. Blijkt dat anderen zich de bereiking van een bepaald doel tot taak stellen, dat in onze lijn ligt, - het Verbond verleene onmiddellijk zijn steun.
Afgezien van het bovenstaande, lijkt het verder in beginsel onjuist, dat tot nu toe de menschen, die de stuwende kracht in het Verbond vormen, tevens de administratie voeren. Evenals in een handelszaak de leiding van het bedrijf en het verrichten der werkzaamheden, die tot het eigenlijke bedrijf behooren, in 't algemeen opgedragen worden aan andere personen dan aan hen, die de boekhouding voeren, zoo moet dat ook in ons Verbond geschieden, m.a.w. de werkzaamheden, die de verwezenlijking van ons doel beoogen, dienen in beginsel door andere personen verricht te worden dan door hen, die voor de administratie zorgen.
De vraag kan gesteld worden of voor Hoofd- en Groepsbestuur niets anders overblijft dan het voeren der administratie. Dat is natuurlijk de bedoeling niet. In allen gevalle behouden zij het oppertoezicht doch laten, waar mogelijk, de leiding aan beter daartoe geschikte organen over. Die nieuwe organen voor bizondere doeleinden, kunnen alleen ontstaan als de tijd daarvoor rijp is, d.i. wanneer er belangstelling voor bestaat. Die tijd komt geleidelijk met het bekend worden van de behoeften, waarin voorzien moet worden; Neerlandia kan daartoe krachtig bijdragen.
Wat verschillende onderwerpen betreft vond reeds veel voorbereiding plaats, - nog veel meer zal moeten geschieden, maar tenslotte moet men zijn bespiegelingen tot daden weten te verheffen, zooals reeds in Sarah Burgerhart opgemerkt werd.
De inhoud van dat stukje is als volgt samen te vatten:
a. | Wanneer andere menschen streven naar het bereiken van bepaalde doeleinden, onderdeel ook
|