West-Indië.
Suriname.
Ofschoon we den laatsten tijd velerlei berichten lazen voor en tegen den verkoop van onze voor de toekomst rijke koloniën in West-Indië, hopen we Suriname en Curaçao nog lang te mogen behouden. Suriname was in 1917 reeds 2½ eeuw een Nederlandsche Kolonie en deze maand komt er op 27 Februari weer een jaartje bij. De jarige zij toegewenscht: nog vele jaren na deze - als Nederlandsche!
Dat Amerika niet onbegeerig is eigenares te worden van een paar tropische koloniën van ongekende vruchtbaarheid, met een rijken mineralen bodem, met de veiligste haven van West-Indië en met hulpbronnen waaraan de wereld, vooral nà den oorlog, groote behoefte heeft, is niet te verwonderen. Eerst een paar artikelen in enkele bladen, zooals de ‘Independant’ en de ‘New-York Herald’, dan een lezing aan een Universiteit, vervolgens zwartgallige beschouwingen van een gepensionneerd Surinaamsch ambtenaar en de rest komt van zelf wel. De idee blijft hangen en velen in den lande die alleen lezen van mislukkingen en groote subsidies - opbeurende beschouwingen geven de bladen zelden of ooit - denken de klein Nederlandsche gedachte, dat het toch maar het beste is om de West van de hand te doen.
Wij twijfelen niet of Prof. Chester Lloyd Jones (van Wisconsin), Prof. Shepherd (van de Columbia University) en de heer B. Boekhoudt (vroeger Distr. Commissaris in Suriname) zullen bij het weldenkend nationaal voelend Nederlandsche volk weinig aanhangers vinden. De Amerikaansche Staatssekretaris Lansing heeft een 9 tal maanden geleden verklaard, dat bij de Regeering der Unie nooit het denkbeeld heeft voorgezeten om het bezit van onze West-Indische koloniën te verwerven. Binnen een jaar kan veel veranderen in deze veel bewogen tijden. Een geruststellende mededeeling van het Plein in 's-Gravenhage, zou de bevolking in de West in de eerste plaats welkom zijn.
* * *
Waar 't aan hapert in Suriname is bevolking en kapitaal. Bevolking is niet gemakkelijk te verkrijgen. De Britsch-Indische imigratie staat voor moeilijkheden. Deze imigratie heeft tot kolonisatie geleid van een groot deel der bevolking (ongeveer een derde) en door talrijke bepalingen - nu weer de uitgifte van perceelen domeingrond en bevordering van de vestiging van imigranten als Kolonisten (zie de Gouv. bladen der Kolonie Suriname van 1916 No. 24, 84, 85, 89 en van 1917 No. 28) - bewijst het Bestuur in Suriname dat het het bevolkingsvraagstuk onder de oogen ziet.
In de geschiedenis zoekt men vergeefs naar een voorbeeld van landverhuizing, die zoo goed geregeld en met zulke afdoende waarborgen omgeven was als de emigratie uit Britsch-Indië.
Als men nagaat, dat van de 11.362 spaarbankboekjes in Suriname ongeveer 2600 aan Britsch-Indiërs toebehooren, die ruim een kwart millioen te goed hebben van de belegde 851 duizend gulden, dan mag men daaruit wel de gevolgtrekking maken, dat het deze menschen naar den vleeze gaat.
Door den oorlog is de voortbrenging van inlandsche gewassen sterk toegenomen, vooral van rijst. Over negen maanden zal het mogelijk zijn, dat men voldoende van dit gewas zal hebben geteeld op eigen bodem om de bevolking te kunnen voeden en dan behoort invoer - voor weinige jaren nog 60.000 balen - tot het verleden.
Inderdaad is Suriname een rijk land.
Voor weinige jaren zou men het voor onmogelijk hebben gehouden te leven zonder de veertiendaagsche invoer van levensmiddelen van elders, nu ontbreekt nagenoeg alle verbinding met Amerika en Europa en - ofschoon vele prijzen verbazingwekkend gestegen zijn, vooral van artikelen van buiten - toch heeft men geen gebrek geleden.
Inlandsche rijst, casavemeel en casavebrood, mais, nappies, tayers, yams, eigen gepekeld vleesch, de rijkdom van visch uit de vischrijke stroomen, de overvloed van velerhande vruchten, hebben de plaats ingenomen van de ingevoerde - feitelijk overbodige - levensmiddelen.
Daar moet het heen. Ook Suriname had lessen te putten uit den wereldstrijd en deed dit. Dankbaar mag Nederland den stillen strijd om het bestaan gedenken van zijn kolonie in deze bange drie en halve jaren, waarin het weinig kon doen voor haar overzeesche onderdanen, die ook verhoogde belastingen gelaten hebben moeten opbrengen om mede te dragen de lasten, welke noodwendig zwaarder drukken. En blijmoedig mag worden waargenomen bevordering