Vlaanderen.
Van het Belgisch front.
In dank heb ik ontvangen de nummers van ons maandblad, welke wegens inhouden door censuur, of bij gebrek aan stipte bestelling van drukwerk, of wegens torpilleering, me tot nog toe niet gewerden. Ik verheug me bij de gedachte, dat ik bij verdere toezending het blad regelmatig zal ontvangen, omdat ik aldus eenig inzicht blijf behouden in het leven van ons Verbond, en me gesterkt gevoel in mijn overtuiging van den onverbreekbaren band, welke de oorlog heeft gesmeed tusschen Noord- en Zuid-Nederlanders. Dat gevoel evenwel heerscht niet onverdeeld bij elkeen. Ook in Nederland zal het menigeen nog heugen, hoe eene voor België en Nederland samen, minder gewenschte stemming ingreep, wegens het gerucht, dat Nederland zijn grondgebied straffeloos door de Duitsche troepen had laten schenden. Het was alles niets meer dan veronderstellingen, welke onder het licht van eene eenvoudige kritiek beschouwd geen steek hielden en het voorhouden van enkele tegenwerpingen die voor de hand lagen waren voldoende om aan de wantrouwenden het zwijgen op te leggen. Maar toch het wantrouwen was er nu eenmaal en het is geen gemakkelijke taak om het uit te roeien. De pers heeft weinig hulp geboden. Integendeel, wordt nu nog door zekere Fransch-Belgische pers, het minste vergrijp door een enkeling in Nederland, tegen de onzijdigheid begaan, elke schijnbare onaangename daad, ten opzichte van België, dadelijk uitgespeeld tegen Nederland, als zijnde in het voordeel van onzen vijand. Dit vindt dan weerklank bij Franschlezenden, die het gretig overal gaan verkonden, en zoo komt het, dat ook Vlamingen geloof hechten aan valsche en ongewettigde beschuldigingen van zoogenaamde ‘Hollandsche lafheid.’
Wat te doen, om dit onheil, voor de toekomst der Groot-Nederlandsche beweging te keer te gaan, om onze Vlaamsche jongens te overtuigen, dat het volk van Nederland, met heel zijn denken en voelen aan onze zijde staat. Zeker, we konden ijveren in de pers, indien we niet af te rekenen hadden met de heeren van de censuur, die het als min passend met de gedachten van zekeren invloed uitoefenende kliek zouden achten. En hadden we nog die vrijheid, dan waren wij in geen geval niet zoo geloovenswaardig, niet zoo overtuigend als de Nederlanders zelf. Een individueel in verbinding stellen van personen van Nederland en van het front, komt me als het beste en eenige middel voor. En zoo raak ik eene gedachte aan, van echt Groot-Nederlandsch belang, waarvan het werk der ‘Hollandsche oorlogsmeters aan het front’ eene gedeeltelijke verwezenlijking is.
Naast dit, levert de Groot-Nederlandsche briefwisseling dezelfde voordeelen op, als het werk der oorlogsmeters. En dat alles komt ten goede, wacht slechts op latere vrucht!
Kan dit niet ernstig overwogen worden?
GASTON SMEESTERS.
Secretaris Tak Gent A.N.V.
Hulpoff. Belg. leger te velde.