den roes van de grootheid van het verleden, zonder te beseffen, dat ook in de tegenwoordige tijden onze koloniën de voornaamste steunpilaren zijn, waarop de Nederlandsche troon rust.
Maar ter zake! Waaraan is dit gebrek aan belangstelling toe te schrijven?
Aan vele oorzaken, te veel om in een kort artikeltje uiteen te zetten, maar een der voornaamste, ja, de voornaamste daarvan is wel: Het te weinig vestigen van de aandacht op ons koloniaal bezit bij de volksopvoeding.
Bij die volksopvoeding komt in de eerste plaats wel het onderwijs ter sprake en over dit laatste zouden wij in dit artikeltje, al is het niet iets nieuws, toch nog eens het een en ander willen zeggen, in de hoop, dat onze bewijsgronden, welke misschien reeds vele malen ook door anderen zijn aangevoerd, in de tegenwoordige omstandigheden wat meer weerklank mogen vinden in het hart van het Nederlandsche volk.
Nu ja, wij leeren toch genoeg op school over Nederlandsch-Indië. Ik kan U al de residenties opnoemen van Java, al de rivieren van Sumatra, negen gebergten op Borneo, het meerendeel der eilandjes van de Molukken, twintig plaatsen op het eiland...............
Waarde Lezer, ge hebt veel uit Uw schooljaren onthouden, zelfs zooveel, dat menigeen die lange, lange jaren in Indië heeft doorgebracht in aardrijkskundige kennis over onze koloniën bij U ten achter staat, maar mag ik tusschen twee haakjes even opmerken, dat tot ons koloniaal bezit ook Suriname, Curaçao, en nog meer eilanden in de West behooren.
Ziehier een teekenend voorbeeld. Wij leeren op school de aardrijkskunde van onze koloniën, wij lezen den Max Havelaar, wij leeren dat Daendels den grooten postweg heeft doen aanleggen, dat Coen Jacatra verwoest heeft en ‘op de puinhoopen’ Batavia stichtte, dat Speelman in de Molukken geweest is, dat Coen gezegd heeft ‘dispereert niet’, enz., enz. Maar als wij in Indië komen en toevallig b.v. eens op het eiland Banda, en wij vinden daar in den wal van de geduchte vesting Belgica een opschrift, dat het fort gebouwd werd door Speelman in dat en dat jaar, dan dwalen wij in gedachten terug naar de schoolbanken. Wij zien weer den leeraar op zijn zetel tronende en een twee in zijn boekje invullen, omdat wij niet wisten in welke jaren Speelman in de Molukken was en wij lachen bij de herinnering, dat wij zoo'n afkeer hadden van het leeren van jaartallen en die ‘lamme’ geschiedenis over Indië van een paar honderd jaar geleden, waarin wij niet het minste belang stelden.
En als wij ons neerzetten op de oude muren der vesting en onze blikken laten dwalen over de machtig schoone omgeving. als dan een oud-perkenier zich naast ons zet en vertelt van de grootheid en den val van Banda, van het leven op de notenperken van voorheen en thans, van de gewoonten en tradities aan de streek verbonden, dan vragen wij ons onwillekeurig af: Waarom heeft nu die leeraar ons niet eens wat meer daarover verteld of voorgelezen. Dat zou ik wel onthouden hebben en...... voor mij zelf nader onderzocht! Wat zou ik het gewaardeerd hebben, wanneer hij ons foto's had laten zien van dit wonderschoone eiland en hoe groot zou mijn genoegen geweest zijn, als ik bericht gekregen had daarheen overgeplaatst te zullen worden. En wij denken aan het ruime materiaal daartoe, dat in stoffige archieven door den tand des tijds weggeknaagd, wordt onthouden aan de Nederlandsche jeugd, die toch zoozeer ontvankelijk is voor goede indrukken, maar die haar oogen moede staart op een aantal jaartallen en geschiedkundige feiten, waarvan zij absoluut de beteekenis niet kan waardeeren, omdat die feiten alleen beschouwd in het licht der omstandigheden, waaronder zij plaats hadden, voor ons zoo'n groote waarde hebben.
Maar laten wij duidelijk zijn. Ons onderwijs is in den tegenwoordigen vorm weinig geschikt om een diepgaande belangstelling voor onze koloniën op te wekken, terwijl in het algemeen bij dit deel der volksopvoeding te weinig aandacht aan ons koloniaal bezit geschonken wordt.
Zou het verloren tijd zijn om die belangstelling langs een anderen weg op te wekken? Zeer zeker zal men in de weinige uren, die daartoe meer aan ons koloniaal onderwijs besteed dienen te worden, een kapitaal vastleggen; dat zijn veelvoud in rente opbrengt.
Maar hoe dan?
Ik ben geen onderwijzer, geen bevoegd persoon om daarover te oordeelen, maar mag ik toch hieronder eenige punten aanhalen, welke naar mijn bescheiden meening op dit nieuwe programma een plaats zouden kunnen innemen?
1e. | Het houden van bevattelijke voordrachten in de school door oordeelkundige personen over eenvoudige onderwerpen.
Wat zou menige scholier zich verheugen, wanneer hij zijn leeraar hoorde zeggen, dat morgen de heer N.N. voormalig assistent-resident van Bali, iets zou komen vertellen over het eiland Bali, zijn geschieden's en haar bewoners.
Een anderen dag: De heer Z.Z. van de........ maatschappij is bereid bevonden het een en ander uiteen te zetten over de wijze waarop een plantage op Sumatra geopend wordt, hij heeft gezegd veel foto's te zullen meebrengen; of: De heer Y.Y. lid van de firma............ zal een korte voordracht houden over het leven der kantoor-geëmployeerden in de groote plaatsen op Java. Hij is zelf daar tien jaar als kantooremployé werkzaam geweest;
of: De heer U.U., onder-directeur van de Stoomvaart-Maatschappij............ komt iets mededeelen over de tegenwoordige scheepvaartverbinding tusschen Nederland en hare koloniën in Oost en West.
Kortom, er is stof genoeg. |
| |
2e. | Het ophangen in de schoollokalen van platen, over verschillende bedrijven in Oost- en West-Indië, zooals de cultures, de nijverheid en de handel.
(Ik herinner mij, dat hiertoe een poging is gedaan, maar het resultaat van die poging is nog te klein. Wij moeten op dit punt opnieuw de handen aan den ploeg slaan). |
| |
3e. | Het onderwijs over onze koloniën gepaard te doen gaan met het toonen van een zoo groot mogelijk aantal foto's, zoodat men zich eenigszins een voorstelling kan maken hoe in werkelijkheid de toestanden zijn en een Indië
|