Uit Australië.
Aan het Verslag over het jaar 1916 van onze Vertegenwoordigster te Claremont (Western-Australië) Mevr. A. Semmens-Siebenhaar is het volgende ontleend:
De verwachting, uitgesproken in mijn vorig verslag, is verwezenlijkt en wij hebben weder een Consul die, hoewel een Engelschman, in West-Australië geboren, van Hollandschen stam is. De annalen der familie Wittenoom beginnen in 1619 in Amsterdam. Hij is de eerste consul in dit gewest met een Hollandschen naam, en in ‘wiens aderen Nederlandsch bloed vloeit.’ Ik weet niet of mijn belangstelling in Holland gedeeld zal worden, maar men moet in het oog houden dat een 23-jarig verblijf in den vreemde andere en warmere gevoelens opwekt voor het verre vaderland. Wanneer men steeds de lucht onzer weiden en duinen inademt, kan men het verlangen daarnaar niet zoo goed begrijpen, maar men gevoelt eerst wat men ontbeert, wanneer het buiten ons bereik ligt, en men grijpt dan iedere gelegenheid aan om zich te vereenzelvigen met alles wat er aan herinnert en er betrekking op heeft.
Wat de toestand der Hollandsche kolonie betreft, deze kan in een paar woorden geschetst worden, namelijk dat alles bij het oude blijft. Waarschijnlijk zullen eenige gezinnen naar Holland terugkeeren wanneer de zeëen weêr veilig te bevaren zijn, en daarvoor zal het eerst vrede moeten worden. De gezagvoerders van schepen willen de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van vrouwen en kinderen niet aanvaarden, hetgeen zeer goed te begrijpen is. De levensomstandigheden zijn hier niet minder drukkend dan in Europa. De wil om allen die hulp noodig hebben te helpen is goed, maar de middelen ontbreken.