de Nederlandschsche vinken trachten te lokken.
Wie er nu evenwel, buiten alle oorlogspsychose om, nog prijs op stelt, in Nederland het Nederlandsch te handhaven, doet m.i. goed, dit standpunt tegenover die buitenlanders te doen gelden.
En nu het Office Français des Pays-Bas uitnoodigingen in het Fransch verstuurt, om haar leeszaal te komen bezoeken, heb ik mij dan ook veroorloofd de Directie er op te wijzen, dat internationale wellevendheid vordert dat men, als vreemdeling in een uitheemsch land zich tot de bevolking daarvan richtend, dit doet in de taal van dàt land.
Naar ik hoop zullen velen in ons land zich met ons aldus tegenover deze buitenlandsche propaganda stellen. Alleen door stug verzet tegen al die hinderlijke verfranschings- verduitschings- en verengelschings-pogingen - de eerste en laatste vooral - kunnen wij op den duur ons zelf handhaven.
Ik behoef niet te zeggen, dat dit stug verzet voor ons geen opsluiten in een eng nationalisme beteekent
L. SIMONS.
Den Haag, Maart 1917.