België's onafhankelijkheid.
Den 21sten Juli hebben de Belgen hun onafhankelijkheidsdag herdacht en hier en daar zelfs gevierd.
De tijd is voorbij, dat Nederlanders aanstoot namen of zich althans gegriefd voelden door een feest, waarmede de scheuring tusschen de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden wordt gevierd. Zij hebben geleerd de scheiding op prijs te stellen en in de Belgen goede buren te zien.
Maar zeker nooit hebben de Nederlanders in dat feest gedeeld, gelijk zij het tijdens dezen oorlog doen, nu aan dien dag de gedachte aan een andere onafhankelijkheid is verbonden, nog niet verkregen maar gehoopt.
Er is echter meer dan hoop, er is vast vertrouwen. En bij al de ellende, die de oorlog over hun rampzalige land heeft gebracht, kunnen de Belgen hun feestdag ook met trots vieren. Zij hebben, sterk in hun recht, den overmachtigen vijand weerstaan, nagenoeg zonder hulp; en door hun weerstand hebben zij Frankrijk en Engeland een onschatbaren dienst bewezen. Hoe heel anders zou het er voor de Franschen en Engelschen hebben uitgezien, als de Belgen aan de Duitschers den doortocht hadden vergund! En nog houden zij een hoek van hun land van den overweldiger vrij!
Hoe groot de dienst is, dien België aan de Ententemogendheden heeft bewezen, kwam weer uit in de rede, die Asquith, de Engelsche eerste minister, op een bijeenkomst ter viering van Belgë s onafhankelijkheid heeft gehouden. Met den hoogen lof, dien hij het Belgische volk bracht, stemmen alle Nederlanders zeker van harte in.
Jammer, dat de lofredenaar zich in zijn drang tot sterke huldiging, liet verleiden tot een overdrijving, die de heldhaftige houding van het Belgische volk niet noodig heeft. Nooit, zeide hij, sedert de dagen van Sparta en Athene is het voorgekomen, dat een klein volk zich zoo tegen een overmachtigen vijand te weer stelde.
Dit nu lijkt ons onjuist. Misschien zijn er uit de wereldgeschiedenis nog andere gelijkwaardige voorbeelden aan te halen - ze komen ons niet aanstonds voor den geest - maar twee voorbeelden liggen bij de hand: het verzet van ons land tegen Spanje, toenmaals een overmachtig wereldrijk; het verzet van de Boerenrepublieken, door niemand gesteund, tegen Engeland, geholpen door zijn koloniën; tegen het Britsche wereldrijk. Dat zijn twee voorbeelden, die naast het Belgische mogen worden genoemd.
En is het niet wonderlijk? Die drie kleine volken, die een overmachtigen aanvaller hebben aangedurfd, zijn - twee geheel, en een voor het meerendeel - volken van Dietschen stam en sprake! Een flinke meerderheid van het Belgische volk bestaat uit Vlamingen, en - zoo schrijven de Vlaamsche bladen nu aanhoudend - in het Belgische leger, dat nog te velde staat, vormen de Vlamingen zelfs de overgroote meerderheid.
Leden van 't A.N.Y. gedenkt Yolksopbeuring!