historieschrijver 1914 als het jaar zoude aanteekenen, thans ben ik genoodzaakt het aldus te wijzigen: de historieschrijver zal 1914, '15, '16 (en wie weet hoevele jaren meer) als de jaren noemen.
Hoewel wij zelven niet in den oorlog betrokken zijn, toch kan hij ons niet onverschillig zijn of koud laten, waar onze stamgenooten in België en Zuid-Afrika er reeds slachtoffers van werden. Toch heeft de verschrikkelijke oorlog ook eene lichtzijde, n l. deze: ons stambewustzijn, onze éénheid is er door versterkt geworden. In Nederland door de helpende hand den ongelukkigen Belgen toe te steken, in Amerika door hetzelfde te doen voor Neêrlands lijdenden door middel van het Steun-Comité, in Afrika door het lot zijner voormannen enz. En dit is immers het hoofddoel van het A.N.V. en dus ook van onze Afdeeling. Derhalve kunnen wij het vervlogen jaar niet heelemaal onvruchtbaar noemen.
Het eerste werk door onze Afdeeling dit jaar verricht was den heer John Vennema geluk te wenschen met zijne benoeming tot Consul van Nederland, in de plaats van wijlen Geo. Birkhoff. De Nederl. Regeering heeft onzes inziens eene gelukkige keuze gedaan. De heer Vennema is vriendelijk en gemeenzaam in den omgang, is voor iedereen te spreken en helpt gaarne. Hij verricht zijne zaken zooveel mogelijk in het Nederlandsch, iets waarvoor hem temeer krediet toekomt, dewijl hij zijne vorming geheel in dit land heeft genoten. En toen hem dezen winter verzocht werd om, voor rekening van de Daily News lezingen te houden in de Publieke Scholen, koos hij tot onderwerp: ‘The Kingdom of Holland’. Een en ander dringt ons om onze waardeering uit te spreken.
Ook den heer F. Posthuma hebben wij met zijne benoeming tot Vice-Consul geluk gewenscht. Wij twijfelen niet of ook hij zal toonen de rechte man op de rechte plaats te zijn. Beide heeren zijn lid onzer Afdeeling.
Met de Nederl. leerstoel aan de Staats Universiteit van Illinois zijn wij nog in het onzekere. Wij correspondeerden over deze zaak met den Pres. Dr. James, ontvingen een niet ongunstig antwoord, doch ook geen zekerheid. Een ieder die hier bekend is met de toestanden kan weten dat een Pres. niet kan doen wat hij wil, maar alles hangt af van de politiek, m.a.w. van den uitslag der verkiezingen. Wij moeten dus nog een poosje geduld hebben.
Behalve de huishoudelijke of jaarvergadering, hebben wij ook dit jaar slechts twee openbare vergaderingen gehouden. Doch beide mogen welgeslaagd heeten. Hadden wij vroeger te klagen over een geringe opkomst, thans mochten wij ons verheugen in volle zalen. Bij de laatste bleek zelfs de ruimte onvoldoende te zijn, zoodat sommigen terugkeerden. De eerste vergadering had plaats 28 April, in het basement der C.G. Kerk aan 14 St. Het programma was als volgt: 1. Opening; 2. Zingen door de zangschool; 3. Voordracht; 4. Debat; 5. Voordracht; 6. Uitspraak van den Beoordeelingsraad; 7. Zingen door de zangschool; 8. Sluiting. Het debat liep over: ‘De laatste opstand der Boeren was wettig’ en de tegenstelling er van, en wekte veel belangstelling. De heeren De Boer en Holstein hebben zich dapper geweerd, vooral in aanmerking genomen dat er toen nog heelemaal geen inlichtingen te verkrijgen waren, dan alleen van Engelsche zijde. Ook de voordrachten: ‘De wijsgeer, en het kind’, van Tollens en: ‘Als 't kindje binnenkomt’, van Beets, door de heeren Hoving en Schaafsma, vielen in den smaak. De zangschool met Hollandsche liederen maakte de avond recht gezellig.
De tweede vergadering had plaats 24 Sept. in het basement der C.G. Kerk aan 71 St. De hoofdschotel was een referaat van den heer Heeren over: ‘De positie van Nederland te midden van den huidigen oorlog’. De spreker heeft prachtig de neutraliteit van Nederland geschetst, de hoopvolle toekomst van Nederland uitgestippeld. Voeg hierbij eene voordracht over: ‘Het jurkje’, van Wertheim, en eene humoristische voordracht: ‘Wat het kleine meisje zei’, door de heeren Zuithof en Van der Ploeg, en muziek door de zangschool aldaar, en ieder begrijpt, dat we een genotvollen avond hadden.
Konden we verleden jaar met een ledental van 33 aanvangen, het jaar 1916 gingen we met 40 leden in.
Onze bestuursvergaderingen zijn geregeld gehouden, eens per maand. Over het geheel genomen komen de bestuursleden getrouw op. In het bestuur zelf begint meer werking te komen, moge dit ook spoedig van de leden gezegd worden.
In den loop van 1915 gewerd ons een schrijven van de ‘Vereeniging tot verbreiding van kennis van Nederland in het Buitenland’. Ons bestuur heeft eene commissie benoemd, bestaande uit de heeren A. Oosterheerdt en F. Heeren, waarmee die Vereeniging kan correspondeeren.
Onze verhouding tot het Hoofdbestuur is als altijd, goed. In al de jaren van ons bestaan is er nog nimmer eene botsing geweest, Trouwens de heeren in Nederland doen hun uiterste best om zulks te voorkomen. Hoe prachtig zij de neutraliteit wisten te handhaven, niettegenstaande heftige aanvallen van binnen en van buiten, weet ieder die geregeld Neerlandia leest.
Heeft de oorlog soms vertraging in de geregelde ontvangst van Neerlandia veroorzaakt, thans gaat dat weer tamelijk wel als voorheen. Van de Boeken-Commissie werd ons dit jaar niets toegezonden. De reden ligt natuurlijk voor de hand.
Moge het jaar 1916 het vredejaar voor Europa, en een jaar van bloei voor onze Afdeeling zijn.
H. JACOBSMA, Secretaris.
* * *
De heer Jacobsma is na tien jaren secretaris der werkzame Afdeeling Chicago te zijn geweest, als zoodanig afgetreden.
Het Hoofdbestuur heeft hem in een hartelijk schrijven dank gebracht voor alles wat hij ten bate van het Algem. Nederl. Verbond in Noord-Amerika heeft gedaan.
Tot zijn opvolger is benoemd de heer F. Heeren, wiens eerste daad de verspreiding van een rondschrijven is geweest, om gelden in te zamelen voor