Zuid-Afrika
Zuid-Afrikaansche Brieven.
XXXVII.
Pretoria, 22 Maart 1906.
Onze lucht is bewolkt en het heeft nog geen twee dagen geleden hard geregend. Menschen in Holland kunnen zich niet voorstellen welk een weelde dit is. Een Hollandsche vrouw hier - zelf een en al zonneschijn - wekt telkens de verontwaardiging harer Afrikaansche vriendinnen door, wanneer het regent, te beweren dat zij liever de zon ziet. In een land waar het zoo weinig regent, is het hemelwater een niet genoeg te waardeeren zegen. Mijn lezers in Holland - ‘indien er zulke zijn misschien’ - zullen het zich niet kunnen voorstellen dat er hier, eens welvarende, streken zijn die thans worden verlaten omdat de dieren er omkomen van den honger - geen gras wil er meer groeien - en de menschen er gebrek lijden, omdat de oogst er slag op slag mislukt is ten gevolge van de droogte. De Middellandsche districten van de Kaap zijn door zulk een droogte verschrikkelijk geteisterd. Zelfs de doorenboschjes zijn er afgestorven en wat dit wil zeggen, zullen allen zich kunnen voorstellen, die Totius mooie gedicht van de ‘Besembos’ kennen, waar hij zegt dat menschen, dieren noch vieren deze boom kunnen doodkrijgen. Noodkreten gingen van alle zijden op en spontaan heeft de Afrikaner in zijn zak getast om zijn broeder in de verdrukking te helpen. Dit zou in elk land gebeuren. Natuurlijk. Ik geef dit toe, maar wat opvallend was, dat alle politieke verschil vergeten en vergeven was en dat de staatkundige tegenstanders van zooeven eendrachtig hebben samengewerkt om dien nood te lenigen. Maar angstvallig heeft men daarbij vermeden om de politiek aan te roeren, bang dat het prettige gevoel van samenwerking te loor zou gaan. Het is bij die gelegenheid weder sterk gebleken, dat de Hollandsche Afrikaners bij elkaar hooren en dat zij weder bij elkaar zullen komen. ‘Broeders kijven, broeders blijven.’
In den grond willen beide partijen hetzelfde, het verschil is alleen een kwestie van uitvoering en daarover zal men het spoediger eens worden dan over scheiding door beginselen. Misschien heeft de man geen ongelijk, die meent, dat die toenadering van degroote massa moet uitgaan en niet van de voormannen. Die groote massa is nog niet zoo verpolitiekt, dat zij te veel aan de staatkunde denkt. Zij heeft sterker het samenhoorigheidsgevoel. Die groote massa is echter tegelijk het sterkst doordrongen van den wil om eigen taal en eigen landaard te handhaven. Zij wil van geen schipperen weten ten einde politieke voordeelen te behalen. Zij wil ook de toenadering het sterkst. Dit blijkt, wanneer men de niet-politiseerenden hoort. En voor het doorzetten der beweging, die nergens anders om gaat als om het behoud van taal en landaard, behoeft men geen vrees meer te hebben. Overal ziet men die beweging in kracht toenemen, overal bespeurt men dat zij tot in alle lagen onzer maatschappij is doorgedrongen. De groote massa heeft behoefte zich te uiten, wil toonen dat het haar ernst is. Daarvan is een onomstootelijk bewijs de voortdurende toeneming van het Hollandschlezend publiek. Het is niet alleen aan den oorlog te danken - want dit vreeselijk gebeuren heeft ook zijn goeden kant - dat het aantal lezers van Hollandsche bladen met den dag toeneemt. Onze in het Engelsch geschreven kranten, die over zooveel meer geldmiddelen beschikken, kunnen meer en beter nieuw geven dan de Hollandsche pers, kunnen hun lezers meer aantrekkelijkheden verschaffen in den vorm van spotprenten enz. Wanneer de Hollandsche pers dus haar lezerstal in dezen tijd met duizenden heeft zien toenemen, dan moet dit ook voor een groot deel worden toegeschreven aan den ernstigen wil der Hollandsche Afrikaners om Hollandsch en Afrikaansch te lezen.
Die zucht uit zich ook in allerhande feestelijkheden. Het dankfeest te Vrede was daarvan een uiting, dat ter gelegenheid van de onthulling van het gedenkteeken te Slachtersnek eveneens. Over een paar dagen zal er een Heldendag te Kaapstad worden gehouden, waar men mannen als Onze Jan (J.H. Hofmeyr) en Pres. Kruger zal herdenken, waar toespraken zullen worden gehouden over Onze Heldinnen en Ons Voorgeslacht in Europa en Hun nageslacht in Zuid-Afrika.
Men moet het gezien hebben met hoeveel aandacht de menschen tegenwoordig luisteren naar geschiedkundige redevoeringen, zelfs wanneer die saai en dor zijn, om te gevoelen, dat de menschen hunkeren naar de kennis van het verleden, om daarnaar, naar het woord van Pres. Kruger, het heden te richten.
Afrikaansche vereenigingen die dood waren, dood