neo ga. Ik weet natuurlijk niet wat het zal geven, de eenen zeggen: niets!, de anderen: 't zal heel goed zijn. Ik wil het dus beproeven! Mijn rondreis door Java loopt bijna ten einde: nog enkele concerten te Soekaboemi, Buitenzorg, Batavia en dan kan ik gerust verklaren dat ik het mooie eiland tot in de kleinste hoekjes heb bezocht. Ik gaf er zoowat 70 avonden en dat wil wat zeggen!
Java is een prachtland! Gij weet, mijn beste Henri, hoezeer ik houd van natuurschoon. Ik heb op Java doorloopend genoten! Overal is de natuur er schitterend mooi. Hetzij men zich bevindt in het woeste Tenggergebied, in de reusachtige bosschen en de onafzienbare sawah's van het Noorden, aan het weinig bezochte Zuiderstrand of in de nooit genoeg geprezen Preanger, steeds is het één verrukking voor het oog! Gij zegdet mij dat Gij nooit verder zijt geweest dan Batavia, maar dat het uw plan was vóór uw definitief vertrek naar Europa iets meer van Java te komen zien. Houd dat plan maar goed vast en zet het ook door. Verzuim dan vooral niet de volgende tochten te maken: naar de Bromo en het Idjenplateau, in den Oosthoek; de Goentoer en de Papandajan met een tochtje naar het Zuiderstrand en een bezoek aan Boroboedoer en Prambanan in Midden-Java; de omgeving van Soekaboemi met den plantentuin van Buitenzorg in West-Java. Als 't mogelijk is, ga eens het Diëng-plateau op en tracht een introductie te krijgen tot het bijwonen van een feest aan het Solosche hof, dan zullen wij elkaar kunnen vertellen wat wij het mooist hebben gevonden. Ik wil u natuurlijk wel een reisplan opgeven, maar tegen dien tijd zal mijn dagboek in boekvorm verschenen zijn en daar zult Ge meer dan een reisplan vinden...
Ik ben op Java met zéér veel geestdrift en belangstelling ontvangen. Overal volle, volle zalen, overal mooie ontvangsten, behalve in Januari; dan hebben de ontzettende regens veel bedorven. Het publiek op Java houdt wel van kunst, bijzonderlijk in de groote plaatsen. Batavia, Soerabaia, Semarang, Bandoeng, Djocja zijn centra waar men zoo goed de kunst weet op prijs te stellen als in Europa. Als hetgeen geboden wordt goed en degelijk is, dan kan men hier gerust met alle genres verschijnen. In de kleinere plaatsen en bijzonderlijk daar, waar het publiek bestaat uit leden der fabrieks- en planterswereld, gaat het insgelijks vrij goed, maar daar is men meer gesteld op lichte, verteerbare kunst en dat is zeer gemakkelijk te begrijpen. In Indiè wordt er hard gewerkt, véél, véél harder dan in Europa en het spreekt van zelf dat de menschen, na een dag van drukken inspannenden arbeid, over het algemeen minder houden van een ingewikkeld muziekstuk dan een gemoedelijk liedje.
In Holland werd mij herhaaldelijk gezegd dat ‘mijn kunst geknipt was voor Indië’. Weer anderen beweerden dat een zeer groot gedeelte van het Indisch publiek meer gesteld was op schunnigheidjes of liedjes op het kantje af, dan op innige en gevoelvolle versjes. Gij weet dat het altijd mijn trots is geweest, het publiek een heelen avond te kunnen boeien, zonder ook maar één enkel liedje ‘à double sens’ voor te dragen, gij kunt dus begrijpen dat het met een gemengde verwachting was dat ik hier aankwam. Maar Goddank! het is mij hier, al evenmin als in Holland gebleken dat er zulke verregaande algemeene ontaarding zou heerschen, evenmin als het woord ‘stijve Hollander’ hier dient gebruikt te worden. Het stijfheidsvernisje ligt er al heel dunnetjes op en, zijn de menschen niet zóó los als bij ons in Vlaanderen, toch neemt de leute weldra de bovenhand en wordt er overal duchtig meegezongen.
Men heeft mij ook destijds met veel lof gesproken over de onbeperkte gastvrijheid in Indië. Hierover kan ik thans ook meêpraten. In de groote steden schijnt die echt-Indische hoedanigheid wel geheel te zijn verloopen, maar in het binnenland is zij nog steeds heerscheres en het is een gastvrijheid zonder grenzen. Als ik een weinig vermoeid was van het drukke zwerversleven, dan trok ik voor een paar dagen naar de bergen op een of andere onderneming waar ik steeds welkom was. Ik herinner mij steeds met groote dankbaarheid, mijn korte verblijfjes op de ‘Merapi’, op de ‘Kloet’, op de Pamanoekanlanden, in het Djembersche, alsmede bij tal van menschen in alle hoekjes van Java. Overal was het hartelijkheid en vriendschap in den volsten zin van het woord.
Aan huldeblijken was er ook geen te kort. De plaatsen, waar mij bloemen en kransen werden geschonken, zijn overtalrijk. De Belgische driekleur op het podium of aan de bloemstukken de portretten onzer geliefde vorsten, welke ik aan den muur of dikwijls op de piano vond, het spontane rechtstaan bij de ‘Vlaamsche Leeuw’ en de geestdriftige ovaties die volgden, dat alles roerde mij diep en laat mij de beste en aangenaamste herinnering.
Ik hoor U reeds zeggen met uw gewoon onderbrekerstalent: Is er U dan niets tegengevallen? O, zéér zeker, want zonder dat ware Java wel een paradijs! In de eerste plaats, de onreinheid der bevolkingj De inlanders zijn beste menschen; zij zullen U geen strootje in den weg leggen en men beweegt zich onder hen zoo veilig - misschien wel veiliger - als onder onze eigen bevolking in Europa.
Ik ben meer dan eens als eenig Europeaan de bergen en de wildernis ingetrokken met talrijke inlanders rond mij en nooit heb ik ook maar eens het gevoel gehad dat er mij eenig leed zou kunnen geschieden. Het zijn uiterst pacifieke menschen, maar zij hebben van gezondheidsleer niet het minste begrip en dat valt iemand, die kersversch uit Europa komt, zéér tegen. Ten tweede, de verregaande onzindelijkheid en de bedroevende ongezelligheid van het meerendeel der hotelletjes in de binnenlanden: dat is soms gewoonweg schandelijk! Overal vuiligheid en viezigheid; de borden, vorken en messen, kleverig van onreinheid; de spijzen onnoemelijk slecht; de thee, de koffie, haast niet te drinken; de bedden en de klamboes... beter er niet naar te kijken, enz. enz.