Neerlandia. Jaargang 20

Beknopt Verslag der Bestuursvergadering van Groep Nederland op 19 Jan. 1916.

Aanwezig: de heer Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, voorzitter; de dames: E. Baelde, D. Bogaert-De Stürler de Frienisberg, en de heeren: A.L. van Blommestein, Marc. Emants, Mr. W.J.L. van Es, J.P.C. Hartevelt, Mr. K.M. Phaff, N.J. Roelfsema, penningmeester; Th.v. Welderen Baron Rengers en C. van Son, secretaris.

Afwezig met.kennisgeving: de dames: Dr. C.C.v.d. Graft, A.C. Veen-Brons, en de heeren Dr. F. Buitenrust Hettema, Mr. M.P.M. van Dam, F.A. Hoefer, Prof. Dr. L. Knappert, Dr. N. Mansvelt en Prof. Dr. J. te Winkel.

Punt I. Notulen van de vorige vergaring (11 Dec. 1915).

Deze worden met enkele wijzigingen goedgekeurd.

Naar aanleiding van enkele wenschen geuit in verband met de notulen oppert de voorzitter het plan voor de a.s. Algem. Vergadering twee sprekers uit te noodigen om een uiteenzetting te geven van de Vlaamsche en Afrikaansche toestanden, bijv. de heeren Leo Meert en Prof Bodenstein. Zoo wordt ook aan de a.s. vergadering eene grootere belangrijkheid gegeven, dan wanneer op nieuw uitsluitend reeds genoeg behandelde twistpunten in den breede worden besproken.

Dit plan vindt algemeen instemming.

Punt II. Ingekomen stukken en mededeelingen, o.a.:

Bericht van den heer F.A. Hoefer, dat hij wegens drukke bezigheden zich als bestuurslid niet meer herkiesbaar stelt.

Brief van de Jongel.-Afd. Rotterdam met de opmerking, dat het opgeheven Jongel. Orgaan niet van haar is uitgegaan.

Mededeeling van den heer Lem, lid der Stud.-Afd. Amsterdam, dat hij met 19 anderen te vergeefs getracht heeft een vergadering te doen beleggen om te protesteeren tegen de vergadering van 22 Nov., waarin de bekende moties werden aangenomen.

De secretaris deelt mede, dat men aan het Groepsbestuur verzocht heeft het Afdeelingsbestuur tot bijeenroeping te dwingen, maar dat gebleken is, dat het verzoek niet in den vorm was. Spr. heeft daarom in overweging gegeven den formeelen weg te bewandelen.

De Openbare Leeszaal te Bennekom vraagt om toezending van de uitgaven van het Verbond en om boeken.

Besloten wordt de uitgaven en het maandblad toe te zenden; wat de boeken betreft, aan de Boeken-Commissie bericht te zenden.

Vraag van den secretaris der Afdeeling Amsterdam of het Groepsbestuur iets doet voor de slachtoffers van den watersnood.

De voorzitter deelt mede, dat reeds besloten is aan de buitenlandsche Afdeelingen en Groepen om bijdragen te verzoeken.

In ons land kan ieder persoonlijk aan de bekende adressen zenden en daarvoor komt bovendien een oproeping in Neerlandia veel te laat.

Ter sprake komt een stukje in het orgaan Vreemdelingenverkeer, waarin geklaagd wordt over het geringe personenverkeer tusschen Zeeuwsch-Vlaanderen en overig Nederland.

Enkele leden wijzen op de verschillende gegevens,

[p. 60]

die een dergelijken ongewenschten toestand begrijpelijk maken. Aan België verbonden, van Brabant en het overige Zeeland door water gescheiden, is de trek naar Gent, Antwerpen en Brussel, zelfs naar Parijs, in veel gevallen minder bezwaarlijk dan naar Den Haag of Amsterdam. Bovendien brengt het feit, dat het grootste deel van den bodem in handen is van Belgische grondbezitters, een verklaarbare gemeenschap tusschen Hollanders aldaar en Belgen. Aan den uitnemenden Hollandschen geest valt echter, uitzonderingen daargelaten, niet te twijfelen. Onzeker of het nu wel de goede tijd is voor pogingen om in Zeeuwsch-Vlaanderen het Verbond meer bekend te maken, besluit de vergadering daarnaar onderzoek te doen. Wat zij wil, gaat natuurlijk buiten alle staatkundige bedoeling om.

Aldus wordt besloten.

Een der leden brengt nog ter sprake het hoofdartikel in het Jan.-nr. van Neerlandia; spr. vindt het zeer goed, maar 't ging uit naam van de Redactie. Spr. vraagt of de voorzitter er ook over gedacht heeft iets dergelijks namens het Groepsbestuur te zeggen, zooals op een vorige vergadering besproken is.

De voorzitter wijst op de moeilijkheid bij zoo'n stuk; als de naam van den schrijver er onder staat, is men verantwoord, maar heeft men ook enkel het gezag van één. De keus was moeilijk en spr. achtte het het beste, namens de Redactie te schrijven. Wenscht het Groepsbestuur zijn instemming te betuigen, dan kan dat nog, maar spr. acht het niet noodig op de zaak terug te komen.

De vergadering betuigt haar instemming.

Punt III. Geldinzameling voor ‘Volksopbeuring in Vlaanderen’.

De voorzitter deelt mede, dat deze zaak door Groep België zelf niet goed is voorbereid. Bovendien is de tijd met het oog op den watersnood ongunstig.

Besloten wordt de inzameling uit te stellen en het nieuwe plan af te wachten.

Punt IV. Dagorde voor de Algemeene Groepsvergadering.

Na uitvoerige bespreking wordt deze vastgesteld zooals ze in het Febr.-nr. is opgenomen.

De voorzitter brengt nog ter sprake zijn al of niet herkiesbaarstelling. Hoe meer hij er over denkt, zooveel te meer is hij geneigd zijn lidmaatschap van dit bestuur te laten varen. Hij wil daarover graag openhartige bespreking, zonder eenige terughoudendheid.

De onder-voorzitter zegt, dat hij een besluit van den voorzitter om thans af te treden, zeer zou betreuren. Het is een beginselvraag in het Verbond of het voorzitterschap van Hoofdbestuur en van Groepsbestuur in één persoon vereenigd zal zijn of niet. En nu zou door dit aftreden die kwestie niet bij de statuten maar tusschentijds door den voorzitter uitgemaakt worden. Spr. acht het gewenscht, dat de voorzitter althans aanblijft tot de nieuwe statuten in werking kunnen treden.

De penningmeester vraagt waarom het noodig is af te treden.

De voorzitter zegt wat minder werk te verlangen.

De heer Van Blommestein wijst er op, dat het aftreden van den voorzitter in de vorige vergadering ter sprake kwam, en het bestuur het er mee eens kon zijn, dat de voorzitter aftrad; mits hij zich weer herkiesbaar stelde. Allerminst heeft het Bestuur verwacht, dat de voorzitter nu geneigdheid zou betoonen om voorgoed heen te gaan. Spr. hoopt, dat de voorzitter niet bij zijn besluit zal blijven.

De vergadering is het hiermede eens.

De voorzitter zegt daarop, dat hij dan blijven zal. Echter meent hij, dat hij dan ook niet behoeft af te te treden, daar hij gezegd heeft een jaar aan te zullen blijven, in de verwachting, dat dan de statuten zouden zijn gewijzigd. Nu dit onverhoopt niet het geval is, vervalt ook de termijn door hem met het oog juist op die statuten gesteld.

Punt V. Propaganda-Commissie.

De secretaris deelt mede, dat alle leden van de Commissie hun benoeming hebben aangenomen en dat zij binnenkort haar werkzaamheden zal beginnen.