Volkszang.
(Bij het portret).
Het A.N.V. heeft reeds in zijn eerste levensjaar één der middelen toegepast om zijn doel te bereiken en wel ‘verbreiding van het Nederlandsche lied’. De Burger-Afd. Rotterdam, daarin gesteund door het Hoofdbestuur, richtte de welbekende Zangavonden in. Dat was in Nov. 1905 en al die jaren heeft mej. Cato Scholten belangeloos haar beste krachten gegeven om het Nederlandsche lied te brengen aan het Nederlandsche volk, in huisgezin, in werkplaats, op straat.
En met gunstig gevolg: talrijk zijn de gelegenheden geweest waarbij de aangeleerde liederen ten gehoore werden gebracht. Ze weerklonken in de keukens, werden gehoord op de naaiwinkels, vonden bijval op bruiloften en andere feesten, maakten opgang gedurende het koffieuurtje in de modemagazijnen. Ook de droeve tijdsomstandigheden hebben ongedacht medegewerkt het Nederlandsche lied te helpen verbreiden: tal van zangers en zangeressen trekken rond om den militairen afwisseling te brengen, hun een lied te doen hooren en te doen zingen. De dochter van het Nederl. Verbond, de Rotterd. Afd. Volkszang, bleef niet achter. Zij trad zelf op in haar geheel of splitste zich om meer plaatsen te kunnen helpen en genoot hierbij ook de hulp van belangstellende vrienden en enkele studenten. Een buitengewoon gunstig onthaal vinden de briefkaarten met liederen, vanwege de Rotterd. Afd. uitgegeven. Uit haar 19-tal bleken er 9 of 10 bijzonder in den smaak onzer soldaten te vallen. Daartoe in staat gesteld door den geldelijken steun van het A.N.V., het Nut van 't Algemeen en vele vrienden, werden tusschen de 40 à 50 duizend liederbriefkaarten kosteloos aan de militairen toegezonden. Nog wekelijks gaat de verzending voort. Wat een bewijzen van instemming en dank werden er ontvangen. Gemobiliseerde onderwijzers en muziekkenners begonnen de liederen aan hun kameraden te leeren. Officieren gaven bewijzen van instemming; het is voorgekomen, dat een piano door hen ter beschikking werd gesteld om het instudeeren gemakkelijker te maken.
Daarnaast worden de gewone zangavonden te Rotterdam iederen winter voortgezet: ieder jaar worden tal van oude en nieuwe liederen door de deelneemsters verder verbreid. Nog een gunstig gevolg hadden de avonden; jonge muziekkenners werden uitgenoodigd liederen voor ons te toonzetten: Zagwijn gaf ons het Soldatenliedje; Aletta Jansen Een marschlied, e.a. en zij is nog steeds met liefde en lust werkzaam.
Met onvermoeiden ijver hebben vele bestuurders en leden, ziende op het voorbeeld van mej. Cato Scholten, gewerkt om de zangavonden steeds meer aan hun doel te doen beantwoorden. Het eerste tiental jaren ligt achter ons, een nieuw zijn we ingetreden. Nog steeds voelen we ons ‘kind’ van het Algem. Nederl. Verbond en hopen onder de moederlijke zorg van Burger-Afdeeling en Hoofdbestuur, nog veel te mogen doen ter ‘verbreiding van het Nederl. lied’.
W.J. ROODENBURG.
Rotterdam, Febr. 1916.