Verklaring.
Ondergeteekenden, Vlaamsche leden in het Hoofdbestuur, met onverzwakte kracht opkomende voor de onvervreemdbare taalrechten van hun Volk en voor zijn recht op een toekomst die geen hinderpalen zal stellen op den weg van zijn algeheele ontwikkeling in eigen taal, geven als hun meening te kennen:
1o. | Dat het Algem. Nederl. Verbond noch kerkelijke noch staatkundige partij kent (art. 4 paragr. 2) en dat derhalve elke poging om het Verbond van de tot nog toe in acht genomen onzijdige houding te doen afwijken, moet worden geweerd; |
2o. | Dat noch het Hoofdbestuur (daar het vraagstukken geldt die alleen België aangaan), noch het Groepsbestuur België (zoolang geen normale toestanden geschapen zijn en alle meeningen niet vrij tot uiting kunnen komen), partij hebben te kiezen tusschen de verschillende stroomingen, die thans onder de Vlamingen bestaan; |
3o. | Dat vooral niet door afkeuring van eenige richting de mogelijke oneenigheid tusschen alle Vlamingen die, als leden van het Verbond, slechts streven naar verhooging van de zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen stam, alsmede naar handhaving en verbreiding van de Nederlandsche taal (art. 2), worde geschapen, gekweekt of verscherpt; |
4o. | Dat de herziening van de Wet van het Algem. Nederl. Verbond dient uitgesteld te worden, totdat èn Groep België èn Groep Zuid-AfrikaGa naar voetnoot*) in de gelegenheid verkeeren over het onderwerp te beraadslagen; |
5o. | Dat derhalve hef uitstellen van de sub 4o bedoelde herziening, geen aanleiding kan geven tot verandering in de leiding van het Hoofdbestuur. |
Brussel, 12 December 1915.
Mr. W. THELEN, Brussel.
H. MEERT, Gent.
JOH. C. KESLER, Brussel.
Mej. R. DE GUCHTENAERE, Gent.
Mr. EMIEL WILDIERS, Antwerpen.