Neerlandia. Jaargang 19
(1915)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| |
Ingezonden.Fransch-Vlaanderen.Het zij mij vergund tot goed begrip van zaken eenige kantteekeningen te maken op het verslag der Hoofdbestuursvergadering in het vorig nummer opgenomen. Het werkt verwarrend, dat bij een kwestie van beginsel in het Hoofdbestuur is opgeworpen de louter practische strijdvraag over het stelsel hoe twee talen, moedertaal en staatstaal, goed te leeren. De vraag of het de voorkeur verdient aan kinderen eerst de moedertaal en dan de staatstaal, of eerst de staatstaal dan de moedertaal te leeren blijve een geschil, dat thuis hoort in de onderwijskringen der betrokken landen. De zaak die ons bezig houdt is, dat, waar onze stamdeelen daaraan behoefte hebben, behoorlijk gelegenheid worde verschaft de moedertaal - welke nooit sterft en steeds de voertaal blijft van het dagelijksch gedachtenverkeer, zelfs niet verdrongen kan worden, waar het aankomt op het weergeven der diepste gevoelens - te leeren. Het weze ieder Nederlander - Vlaming, Zuid-Afrikaner of Hollander - ingeprent, dat de inboorlingen van Nederlandsch-Indië er blijkbaar beter aan toe zijn, dan menig Vlaming in België, doch in elk geval verre bevoorrecht zijn boven den Fransch-Vlaming, omdat in Frankrijk niet alleen volstrekt geen onderwijs in de moedertaal gegeven wordt, maar de opzettelijke bedoeling voorzit de moedertaal uit te roeien. Ook op twee andere punten verdient het verslag nadere overweging. Ten eerste of het Vlaamsch van Frankrijk moet worden gerekend tot een gewestspraak, waarmede men meestal een dialekt bedoelt, of mag worden gerekend tot het Algemeen Nederlandsch, waartoe het door zijn geschiedenis volkomen behoort en zooals het ook thans nog in reinen vorm in de streken van St. Winoxbergen en Hondschoote wordt gesproken. Elders is het, door de volkomen vernieling van het Nederlandsch onderwijs onder Napoleon III, vervallen, althans bij het volk, tot den dialektvorm, waarvan gezegd wordt, dat er een veertigtal bestaan. Ten tweede had het de voorkeur verdiend dat er in een gezaghebbende vergadering als die van het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond minder den nadruk gelegd was op de vraag of taalkwesties kunnen leiden tot politieke kwesties, want die strekking wordt er slechts aan gegeven door hen, die de moedertaal van een volk willen uitroeien, waartoe zij, om steun bij landgenooten en ‘neutrale’ geesten te winnen, bij voorkeur de stelling verdedigen, dat het bespreken van de middelen tot opbeuring van onderdrukle talen een aantasting is van den staat. Het ware dus wenschelijk geweest als ook in het verslag tot uitdrukking was gekomen, wat toch ook wel bij de leden van het Hoofdbestuur zal hebben voorgezeten, dat het bepleiten van het bestaansrecht der moedertaal naast de staatstaal, op zich zelf nimmer is een politieke kwestieGa naar voetnoot*), zoodat het Algemeen Nederlandsch Verbond niet hoeft te schroomen van hare opvattingen te dien aanzien te doen blijken. Thans wekt het den indruk, alsof het Verbond uit vrees voor ‘mogelijke’ politieke kwesties, bij voorbaat zijn belangstelling beperkt heeft, wat met zijn roeping niet in overeenstemming te brengen is. W.J.L. VAN ES. | |
Naschrift.De heer Van Es gaat blijkbaar uit van de veronderstelling, dat het zeer beknopt verslag ook van dit punt van de dagorde van de Hoofdbestuursvergadering een volledigen indruk weergeeft. De inleiding tot de bespreking van het punt Fransch-Vlaanderen, was zeer uitvoerig en ook de gedachtenwisseling was belangrijk. Hetgeen in de korte mededeelingen omtrent deze aangelegenheid in het verslag is ondergebracht, is juist zóó gekozen, dat lezers, die niet zooals de heer Van Es, volkomen op de hoogte zijn, er toch in zijn algemeenheid iets aan hebben. Maar natuurlijk, het kan zooals het daar staat, voor een die het kritisch nagaat, niet bevredigend worden genoemd. Dat wordt grif erkend. Wat de zinsnede betreft over de inboorlingen van Nederl.-Indië, de heer Van Es zij voorzichtig bij het samenkoppelen van twee zulke geheel ongelijksoortige vraagstukken. Het zijn juist uitingen als deze, die verwarrend werken. Ook de verzekering, dat een moedertaal nooit sterft, is in strijd met de historie. De heer Van Es rekent verder het Vlaamsch van Frankrijk tot het Algemeen Nederlandsch, zonder het een gewestspraak te willen noemen. Dit is niet duidelijk; het Betuwsch b.v. is zoowel het een als het andere. Maar wat betreft de opmerking, dat het de voorkeur had verdiend, indien het Hoofdbestuur van het A.N.V. niet den vollen nadruk had gelegd op het mogelijk politieke karakter van dit vraagstuk, dat nog wel een ander land geldt, hier moge in verschil van opvatting met opgewektheid worden berust. Wat op zich zelf een doodnatuurlijke, onschuldige kwestie kan zijn, wordt onder zekere omstandigheden tot giftige politiek. Wie die dat niet weet in deze tijden! Red. |
|