Neerlandia. Jaargang 19
(1915)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Boeren-Kolonie in Patagonië.Gaarne voldoe ik aan het vereerend verzoek van den vertegenwoordiger van het A.N.V. te Buenos Aires, om het een en ander aangaande bovengenoemde kolonie den lezers van Neerlandia mede te deelen. Patagonië, het zuidelijk deel van de republiek Argentinë omvat drie z.g. territorios, en wel Rio Negro, Chubut en Santa Cruz. Chubut (lees: Tsjoebòet), het territorio, waar onze Zuid-Afrikaansche stamverwanten zich hebben gevestigd, is gelegen tusschen 42o en 46o Z.B. en 63o en 73o W.L. De oppervlakte is 242.039 K.M2., d.i. ruim 7 maal Nederland, terwijl het aantal bewoners nog slechts 32.000 bedraagt. De hoofdstad, zetel van den gouverneur, is Rawson; een belangrijke havenplaats mag Puerto Madryn genoemd worden, terwijl ook het nog jonge dorp Comodoro Rivadavia, de ‘poort’ der Boerenkolonie van beteekenis is, niet het minst voorzeker door hare oliebronnen.
Na deze korte aardrijkskundige opmerkingen, ga ik thans eenige feiten in verband met de emigratie der Boeren meedeelen, om daarna nog het een en ander over den toestand der kolonie te zeggen. In hetzelfde jaar, waarin de vrede tusschen Engeland en de Boeren werd gesloten, n.l. in 1902, werd Argentinië door enkele Boeren bezocht. Doel was natuurlijk om dit land te bezichtigen, met de Regeering te onderhandelen en daarna in Afrika rapport uit te brengen. De Argentijnsche Regeering kwam in alle opzichten de Afrikaners tegemoet. Op ruime, ja royale wijze werd gelegenheid gegeven, om het land te onderzoeken en toen, in verband met het bedrijf | |||||
[pagina 258]
| |||||
Heuvelland van Chubut met boerenwoning.
der Boeren, de keuze op Centraal-Patagonië viel, was de Regeering terstond bereid, om daar de nog onbewoond liggende gronden op zeer billijke voorwaarden den Boeren af te staan. Reeds op 28 April 1902 verscheen er een Regeeringsbesluit, waarbij de kolonie, ten noorden van Comodoro Rivadavia, genaamd Escalante, aan de emigranten uit Zuid-Afrika werd toegewezen en wel met de nadere bepaling, dat iedere familie een legua (2500 H.A.) kreeg. De prijs bedroeg toen slechts 1 peso per H.A., terwijl de betalingsvoorwaarden zeer gemakkelijk waren. Ook de eischen, die gesteld werden, ten opzichte van woning en het bezitten van vee, waren zeer billijk. Ieder kon daaraan voldoen. Zoo kwam dus alles spoedig in orde; de Boeren konden komen en - zij kwamen! Behalve enkele families, welke apart kwamen, kan gezegd worden, dat er vier maal een aanmerkelijke groep Boeren uit Afrika naar Chubut kwam en wel achtereenvolgens op 4 Juni 1902, 2 Febr. 1903, 30 Juni 1903 en 7 Dec. 1905. De Regeering opende, uitsluitend voor de Boeren, op 21 Nov. 1905, een school, welke echter slechts door weinig kinderen (gemiddeld 12) wordt bezocht, ter oorzake van de verre afstanden en ook, omdat er alleen Spaansch wordt onderwezen, zoodat onze Boeren er niet al te veel mee op hebben. Gevolg van dezen ‘trek’ was o.a. dat Comodoro Rivadavia, het kustplaatsje, waar de Boeren landden, een geheel ander aanzien kreeg. Deze ‘poort’, zooals de Boeren het dorp steeds noemen, werd nu een belangrijke wolmarkt; groote winkels verrezen, en terwijl op 31 Dec. 1902 nog slechts 65 huizen en 215 inwoners konden geteld worden, waren er 31 Dec. 1904 reeds 15 huizen met 562 inwoners en kan men thans de bevolking gerust op 4000 stellen. Lastig was, dat er in dit dorp geen water werd gevonden. In October 1906 begon men naar water te boren. Het verrassend resultaat was, dat men 13 Dec. 1907 de eerste petroleum vond. Ik zou te uitvoerig worden, indien ik hier in nadere bizonderheden trad. Hierdoor werd op dit deel van Argentinië, tot nu toe vrij onbekend, vrij onbemind en ook vrij onbeteekenend, eensklaps de belangstelling getrokken der natie, ja ook van andere volken. De verwachting van de deskundigen is groot. Laat mij mogen volstaan, met de mededeeling, dat er ook een Hollandsche boormachine, onder leiding van een Hollandschen boormeester, werkt en dat juist eenige weken geleden, ‘onze’ bron olie heeft gekregen.
En nu nog iets over de kolonie. Het spreekt van zelf, dat er door de Boeren vele moeilijkheden overwonnen moesten worden. Ook minder aangename ervaringen deden ze op, als gevolg van het bekende feit, dat in dit land wel goede wetten zijn, maar de handhaving en uitvoering van die wetten wel eens iets te wenschen overlaat. Toch mag naar waarheid gezegd worden, dat men algemeen tevreden is. Het land, op het eerste gezicht zoo onvruchtbaar, viel mee, ja, bleek uitnemend geschikt te zijn voor de schapenteelt. Ziekte onder het vee (in Afrika zoo menigvuldig voorkomende) is hier nagenoeg onbekend. Roofgedierte is hier ook betrekkelijk | |||||
[pagina 259]
| |||||
weinig. De schapen zijn goedkoop, voor de wol ontvangt men een tamelijken prijs, en door dit alles, mag de kolonie zich in zulk een mate van welvaart verheugen, dat men hier zonder broodzorgen leeft, dat men, menschelijkerwijs, voor de toekomst geborgen is en hier ook zonder moeite zijn kinderen een goed bestaan kan verschaffen. Als bewijs voor den maatschappelijken welstand, mag zeker ook wel vermeld worden, dat de kolonie, nu als kerkelijke gemeente beschouwd, een predikant kon beroepen, in welk ambt schrijver dezes sedert 8 April 1915 onder de Boeren werkzaam is. Door de laatste opmerking kom ik vanzelf op geestelijk terrein. De godsdienstzin onzer Afrikaansche Boeren, hun vasthouden aan het geloof der vaderen, is voldoende bekend. Voor de geschiedenis der kerk zij het genoeg, enkele feiten vast te leggen:
Zie voorts de mededeeling hierboven. De samenkomsten worden op 10 verschillende plaatsen gehouden. Zoodoende duurt een reis door de kolonie ongeveer 2 maanden. Iets van de groote afstanden in dit land zal men beseffen, als ik meedeel, dat er in Comodoro een paar families wonen, dat de eerste plaats waar kerk gehouden wordt, ruim 30 K.M. van het dorp is verwijderd en dat er ook een samenkomst wordt gehouden op 250 K.M. afstand van Comodoro Rivadavia. Voeg daarbij, dat de grootste reizen te paard worden gedaan en men zal begrijpen, dat de arbeid in zulk een kolonie zijn eigenaardige moeilijkheden, maar ook zijn eigenaardige bekoring heeft.
Aangenaam is het mij te mogen vermelden, dat onze Boeren vasthouden aan eigen taal en zeden. Omdat ik in dit opzicht minder aangename ervaringen heb, was het voor mij zelfs een verrassing, dat ik in de woningen onzer Afrikaners geen enkel vreemd woord hoorde. Het spreekt van zelf, dat ze door omgang met de Argentijnsche bevolking ook langzamerhand de taal des lands machtig worden; dat ze het nut, ja de noodzakelijkheid daarvan volmondig erkennen. Doch in hun zeden en gewoonten, in hun bedrijf en ook in hun taal wenschen zij Afrikaners te blijven. Dat daardoor ook het opkomend geslacht voor den Hollandschen stam bewaard blijft, is hier duidelijk merkbaar. Er wordt in deze kolonie ook veel gelezen. Reeds had ik gelegenheid, om veel lectuur onder hen te verspreiden, maar nog altijd is hier veel begeerte naar boeken. Men wenscht een flinke bibliotheek en me dunkt, we moesten straks maar eens een geduchten aanval op de Boeken-Commissie doen. Die aanval zal toch niet worden afgeslagen, want met een bibliotheek zal het A.N.V. hier eer en dank oogsten en in een wezenlijke behoefte voorzien. Alleen met het onderwijs is het hier nog treurig gesteld. Wel is er door enkele personen gedurende een paar jaar school gehouden, doch hiervan konden slechts die kinderen genieten, die in den omtrek woonden. Meer dan 10 à 12 leerlingen, uit hoogstens 4 gezinnen, telde zulk een school dan ook niet. Regel is, dat de ouders zelf, met name in den winter, hunne kinderen onderwijzen. Door meer dan één vader is mij de vraag gedaan, of het niet mogelijk is, uit Holland enkele onderwijzers te laten overkomen. Men gevoelt, dat straks vooral op dit terrein nog veel kan en moet gedaan worden. Reeds geruimen tijd loopt het gerucht, dat in Afrika vele Boeren zich gereed maken om naar Chubut te komen. Een hier verschijnend blad meldde dezer dagen, dat er weer met de Regeering wordt onderhandeld over het beschikbaar stellen van land, voor 200 emigranten. Mocht dit waar blijken te zijn, dan zou de Boeren-kolonie in Patagonië krachtig versterkt worden, in beteekenis ongetwijfeld toenemen en weldra onder de Hollandsch-sprekende kolonies in Argentinië de eereplaats innemen. Meent de redactie van Neerlandia, dat hare lezers met belangstelling de verdere ontwikkeling dezer kolonie zullen volgen, dan stelt schrijver dezes zich gaarne beschikbaar, om ook in het vervolg het een en ander uit het verre Patagonië te doen hoorenGa naar voetnoot*). Ds. A.C. SONNEVELDT. Comodoro Rivadavia, Augustus 1915. Petroleumbron in Chubut.
|
|