operatiezaal, een apotheek- en verbandwagen, een voorraadwagen voor levensmiddelen. Alles prachtig en practisch ingericht. Maar in de overige wagens heerscht jammer en smart, daar liggen de zwaargewonden; in elken wagen acht man.
Wij kwamen des morgens met onzen sneltrein aan en toen wij 's middags aan 't station voorbij gingen, ontmoeten we een reeks auto's, wagens, gecombineerde fietsen, alle met de vlag van 't Roode Kruis. Wij wachten eenige oogenblikken en daar komen ze weer terug, doch nu gevuld met hen, die wij van ochtend voorbij gingen. De vrouwen, de meisjes zij wuiven met doekjes, wij mannen ontblooten het hoofd. We worden beloond met een dankbaren blik, eenige groeten zelfs nog met een matte handbeweging. Hebt ge gezien, dat er niet één rechtop zat? Dat waren zwaargewonden.
Den volgenden dag zijn we alweer elders en juist op 't station, waar wij onzen trein verlaten, een andere trein gevuld met soldaten. Wij gaan er op af. Zie, die wagens hebben geen wit veld aan beide zijden voorzien van 't kruis, maar ook zij die daarin zitten, staan of liggen, zijn ook verwond doch... licht. Verbonden zijn dan hoofden, armen, handen, voeten. Zij gaan gelijk de andere kameraden naar een hospitaal, doch zonder hulp van arts, verpleegster of samaniter.
We bevinden ons in een Zuidduitsche stad. 's Middags ongeveer 4 uur. Prachtig warm weêr vandaag. In de hoofdstraten ziet gij weer tal van... gewonden. En wat niet al?! Flink gebouwde lichamen, maar nu draagt de één de linker-, de ander den rechterarm in een verband. Een ander heeft een schot door 't been en kan alleen met behulp van twee wandelstokken loopen, weer anderen gaan met krukken. Nog slimmer zijn degenen eraan toe, wien het linker, of het rechter been, geheel of gedeeltelijk moet worden afgezet. Ziet gij daar midden op straat niet dien man in een ziekenstoel? Wat een knap gezicht heeft hij! Men heeft hem met een reisdeken toegedekt. Waarom? Omdat hij beide beenen verloor. En ziet gij zijn kameraad, die dat wagentje duwt? Ziet ge, dat hij nog maar alleen zijn linkerarm ter beschikking heeft?
Komt, laat ons in dit café een kop koffie drinken. In 't midden staat een wel 10 meter lange tafel, fraai gedekt, met bloemen versierd en rondom... verminkten, gewonden! Zij worden onthaald op koffie en koek, bier en sigaren. De muziek speelt en zij zingen. Voor 't café staat een groote automobiel, die aan een reisbureau behoort en waarmee anders de vreemdelingen door de stad gereden worden, opdat zij in korten tijd van de schoonheden dier stad kunnen genieten. Nu schijnt 't oogenblik gekomen waarop de gewonden moeten vertrekken en nu merkt gij dat het noodig is, dat men hen met die automobiel vervoert, want niet één er van is immers in staat vijf minuten te loopen! Zie daar dien artillerist. Hij fluistert den samariter iets in 't oor, dan slaat hij zijn armen om diens hals en dan draagt men hem weg, gelijk een hulpbehoevend kind.
In een andere stad zijn we op 't station en moeten met den trein naar K. Wat is het vol, wat een militairen! Ja, in de laatste 14 dagen is er weer hevig gevochten en men gebruikt nieuwe krachten. Zij allen gaan met snel- of bommeltrein, de hoofdzaak is, dat het in de richting gaat waar zij heen moeten. Allen met bloemen getooid. Dat zijn geheel herstelden, dat is reserve, dat is gediende landstorm, dus de laatsten reeds op jaren, en zoo ziet men er nu zoo ontzaggelijk veel. Daar is de welgestelde koopman, de fabrikant, het zorgelooze gezicht van den kunstenaar, het bruine van den landbouwer, het van zorgen doorploegde gelaat van den werkman. En de verscheidenheid ontdekt gij ook bij de vrouwen, meisjes, kinderen, die afscheid nemen. Doch één ding hebben zij gemeen,... ernstig. Nog een oogenblik, dan... ‘es muss geschieden sein’. Verlang er niet naar, zulk een afscheid vaak te moeten zien.
En hoeveel van hen, die nu met mij in deze en andere treinen zitten zal men weerzien? Gezond? Verminkt?
Dat wat ik zoo vaak zie, dat zien mijn collega's in Frankrijk, Engeland, Rusland, Oostenrijk en elders ook. En wat zien wij? Ach, 't is maar zoo'n ontzaglijk klein gedeelte van de ellende.
Weg met haat, weg met antipathie, heb medelijden, vorder vrede. Maar vooral, waak en werk, opdat een dergelijk onheil nooit over ons Nederland kome.
COR. VAN HEUSDEN.
Berlijn-Mariëndorf.