Neerlandia. Jaargang 19
(1915)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen woord van dank.Bij het uitbreken van den Europeeschen oorlog was ik in Arosa. Zooals de geheele wereld, door de overrompelende gebeurtenissen verrast, zagen wij, Hollanders, de verbinding met het vaderland aan alle kanten en in bijna elk opzicht plotseling voor ons afgesneden, terwijl de naaste toekomst, vooral ook in verband met de moeilijke en hoogst onzekere positie van ons land, geen groote mogelijkheid op herstel dier verbinding in zich scheen te bergen. De geruchten, dat alle vreemdelingen zouden worden uitgewezenGa naar voetnoot*) droegen er het hunne toe bij om aan het groeiende gevoel van vreemdheid op den anders zoo gastvrijen Zwitserschen bodem een eenigszins onbehagelijk karakter te geven. Bracht dus ons Nederlanderschap ons onder die omstandigheden in een minder benijdenswaardigen toestand, spoedig zouden we ons om onze nationaliteit gelukkig prijzen. Het vaderland waakte. Bijna onmiddellijk na de oorlogsverklaring werden het Nederlandsche gezantschap en de Nederlandsche consulaten met bewonderenswaardigen ijver ten onzen behoeve werkzaam. In de voornaamste Zwitsersche bladen verschenen van den Nederlandschen gezant groote, in de vaderlandsche taal gestelde, advertenties met mededeelingen van allerlei aard aan de in Zwitserland verblijvende Nederlanders. O.a. werd hun aangeraden om hun namen en adressen bij de consulaten bekend te maken; er werd medegedeeld, dat met de Duitsche regeering onderhandelingen werden gevoerd over het doen loopen van een extra-trein naar de Hollandsche grens; de bemiddelende diensten van regeering en gezantschap werden aangeboden bij het overzenden van geld uit Holland. Toen de bewuste onderhandelingen weldra tot een goed einde hadden geleid, werd door de consulaten aan de bekende adressen telefonisch kennis gegeven van de plaats en het uur van vertrek. Eenige weken later werden de Hollanders nogmaals in de gelegenheid gesteld om met een uitsluitend voor hen bestemden trein via Duitschland naar huis terug te keeren. Door deze voortreffelijke en volkomen afdoende maatregelen zijn ongetwijfeld honderden gebaat geworden, maar vooral moet het in die dagen een ieder getroffen hebben, hoe onder alle regeeringen en haar vertegenwoordigers de Nederlandsche regeering en haar gezant te Bern, Jhr. Van Panhuys, vooraan stonden in het verleenen van een onbekrompen en zakelijke hulp aan de betrokken onderdanen. Eerst sedert korten tijd ben ik uit Zwitserland terug en inmiddels liggen die dagen van spanning weer ruim een jaar achter ons. Maar toch acht ik den tijd nog niet voorbij - en Neerlandia, hoop ik, evenmin - om met een enkel woord aan mijn indrukken van toen ruimere bekendheid te geven. Een woord van dank komt nooit te laat, en waar het vaderland te prijzen valt is in gebreke blijven verzaken van burgerplicht. Dordrecht, Aug. 1915. A.H. BRAND. |
|