Ingezonden.
Diplomatieke taal.
Geachte Redactie,
Natuurlijk heb ik mij, als goed Nederlander, die bekend wil zijn met wat zijn Regeering in deze tijden voor zijn land doet, ook aangeschaft het Hollandsche Witboek, ‘de diplomatieke bescheiden betreffende de vaart in de Noordzee enz.’ Dit boek bevat de officieele stukken, gewisseld tusschen onze Regeering en den Duitschen, en den Engelschen gezant te 's-Gravenhage. Een en ander gaf mij reden tot groote verwondering, maar daar ik nog niet dadelijk aan gebrek aan waardigheid en zelfachting wilde denken, zelfs ook 18e-eeuwsche gewoonte als een verontschuldiging wilde laten gelden, wilde ik U enkele vragen dienaangaande doen; wellicht kunt U mij dan reeds terstond of later eenige opheldering geven.
Het trof mij n.l. dat de Engelsche gezant al zijn officieele stukken in het Engelsch schrijft en de Nederlandsche Regeering in het Fransch antwoordt. Ook aankondigingen tot de Regeering en het publiek gericht acht de Engelsche gezant niet noodig in een andere taal dan in het Engelsch te stellen.
Eveneens stelt de Duitsche gezant al zijn stukken aan onze Regeering in het Duitsch, en ook hem antwoordt onze Regeering in het Fransch.
Ik meende dat Fransch de ‘diplomatieke taal’ was, zooals de vorige Minister van Buitenlandsche Zaken ook nog te kennen gaf.
Sinds wanneer zijn ook Engelsch en Duitsch ‘diplomatieke taal’ geworden?
Was het onmogelijk, dat de Nederlandsche Regeering op deze in Engelsche en Duitsche taal gestelde stukken, in het Nederlandsch antwoordde? Als de Duitsche en Engelsche Regeering en hare gezanten de eigen nationale taal gebruiken, waarom doet de Nederlandsche Regeering dat dan ook niet?
Ik hoop, geachte Redactie, dat U mij dienaangaande een onzen nationalen trots bevredigende verklaring ten behoeve onzer Regeering kunt geven.
A.L. VAN BLOMMESTEIN.
Rotterdam, April 1915.