Neerlandia. Jaargang 19
(1915)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVan de Boeken-Commissie.Secretariaat:
Adres van het Boekenhuis:
| |
Verslag over 1914.Algemeene opmerkingen.Het zal wellicht menigeen verbazen, als ons verslag over het afgeloopen jaar wederom in dankbaren toon geschreven wordt. Of de Boeken-Commissie dan niet den ongunst der tijden ondervonden heeft? Ja en neen - doch erkentelijkheid en voldoening over den - deels geheel nieuwen - arbeid, dien wij in 1914 mochten verrichten, winnen het, als wij terugzien, verre van de teleurstelling en den tegenspoed, die ook ons in het oorlogsjaar niet bespaard bleven. Trouwens: de eerste helft des jaars deed het beste verwachten, want ons arbeidsveld bleef zich gestadig uitbreiden, onze leden namen in aantal toe, wij zonden tal van kisten naar zeemanshuizen, kolonies, Oost en West, en Zuid-Afrika, België en Congo niet te vergeten - toen in 't begin van Augustus opeens heel het raderwerk van onze organisatie stopgezet moest worden. In tegenstelling evenwel met tallooze vereenigingen, wier arbeid nu voor onbepaalden tijd moest worden onderbroken, althans gevoelig de nadeelige gevolgen van den wereldoorlog zou ondergaan, kon onze Commissie van het eerste oogenblik af - dank zij haar stelselmatige werkwijze, haar Boekenhuis en haar staf van geschoolde medewerkers, haar voorraden en verscheidenheid van hulpmiddelen, haar vast personeel enz., - meer nog dan andere lichamen die zich een gelijk doel voor oogen stelden, in de behoefte aan leesstof van het ge mobiliseerde Nederlandsche leger gaan voorzien, een arbeid, zooals men hieronder zien zal, die zich heeft uitgebreid tot allerlei andere categoriën van personen, die even dankbaar voor het aangebodene zouden wezen als onze militairen. Wel moest de wekelijksche en maandelijksche verzending van dagbladen en tijdschriften tot heden om verscheidene redenen vrijwel geheel gestaakt worden, doch op het nieuwe terrein onzer werkzaamheden viel en valt nog altoos zooveel te doen, dat wij tevreden mogen zijn in deze droeve tijden niet tot werkeloosheid gedoemd te worden, maar integendeel het A.N.V. opnieuw van zijn meest practische zijde aan duizenden, hier te lande en erbuiten, te hebben leeren kennen. Enkele straks te noemen cijfers zullen aantoonen, hoe reusachtig veel materiaal wij, in die eerste maanden vooral, verwerkt hebben, daartoe in staat gesteld - het zij | |
[pagina 125]
| |
met erkentelijkheid verklaard - door den krachtigen steun van het Hoofdbestuur, tal van Afdeelingen en leden A.N.V., en niet minder van honderden nietleden van ons Verbond. Juist in diezelfde dagen had de veranderde samenstelling onzer B.-C. haar beslag gekregen. Het Hoofdbestuur benoemde tot directeur van de instelling Dr. W. van Everdingen, tot dusver 1ste secretaris-penningmeester, verleende op de meest eervolle wijze ontslag aan de aftredende leden, mej. A. van Zelm van Eldik en den heer J.J. Griss, onder dankbetuiging voor de vele jaren aan de Commissie en het Verbond bewezen diensten en benoemde tot toeziende leden: mej. Van Zelm van Eldik voornoemd en de heeren A. Eyl en J.H.J. Vink, allen reeds gedurende lange jaren met onze Commissie vertrouwd. De heer Griss meende de benoeming niet te moeten aannemen: hem wordt hier hartelijk dank betuigd voor al, wat hij tien jaar lang - in 't bijzonder in het Boekenhuis, bij het gereedmaken der kisten - voor ons werk verricht heeft! In dit verband zij evenzeer dank gebracht aan mej. A. van Rijn, onze oudste medewerkster van den staf in het Boekenhuis, die vrijwel van de oprichting af tot 1914 aan den arbeid heeft deelgenomen! Trouwens, wat in den afgeloopen zomer door onzen staf aldaar gewrocht is, toen er dag in, dag uit, gewerkt moest worden, is ver boven onzen lof verheven: wij doen zeker niemand tekort, wanneer wij bovenal mej. Dolly Bähler hier een afzonderlijk woord van hulde brengen voor de buitengewone diensten, die zij in dien tijd en sindsdien aan de B.-C. bewijst, waardoor zijn ten volle recht heeft op den titel van éérste medewerkster in het Boekenhuis - als wij haar zoo eens mogen noemen! Doch ook al de andere leden van den staf moeten hier nadrukkelijk met groote erkentelijkheid herdacht worden: zonder hun trouwe, beleidvolle en degelijke hulp en toewijding was ons krachtsbetoon niet mogelijk geweest!... Ten slotte worde hier dankbaar de directeur der Werkinrichting voor hulpbehoevende blinden, in wier gebouw ons Boekenhuis gevestigd is, herdacht: de heer A.J. Lems heeft ons in de overdrukke dagen van Augustus op de meest aangename wijze bijgestaan in het ontvangen enz. der honderden kisten en pakken, ons van heinde en verre toegezonden. De krachtige medewerking van het Bestuur der Inrichting en haar directeur hopen wij ook in de toekomst te mogen behouden.
Na de reeds in 't vorig verslag genoemde voordrachten, door ondergeteekende in het voorjaar van 1914 gehouden, te weten Utrecht (A.N.V., Jongel.-Afd.), Alblasserdam (Nut), Wormerveer (Afd. Zaanstreek A.N.V.) en Assen (A.N.V.), is geen andere meer gehouden. Zoowel de buitengewone, drukke werkzaamheden van kantoor en Boekenhuis, als de overweging, dat de tijden er niet naar waren om aandacht en steun te vragen voor dergelijke voordrachten, deden ertoe besluiten dezen winter niet op te treden, ofschoon enkele aanvragen ons tot onze vreugde toch nog bereikten: wij stellen die uit tot rustiger tijd. Wij kunnen dan aan onze mededeelingen nog tal van bijzonderheden uit den mobilisatietijd toevoegen!
Op het getal onzer begunstigers en bijdragers was het uitblijven der voordrachten en de slechte tijd voor contributies natuurlijk van invloed. Toch viel het getal leden, dat in die dagen of in den aanvang van 1915 bedankte, bepaald mede! Opnieuw bleek ons, dat wij op een groot getal getrouwe medestrijders mogen blijven rekenen; eveneens hielden de kranten-zenders vol, ofschoon hun kosten en moeite verdubbelden, toen wij hun in Augustus verzochten de zendingen naar het Boekenhuis tweemaal 's weeks te doen plaats vinden. Aan al die wakkere belangstellenden van ganscher harte onze dank! Afzonderlijk vermelden wij nog eens de honderden vrienden van ons leger en onze Commissie, die ons sedert Augustus kisten boeken en tijdschriften hebben toegezonden. Duizenden boeken, tienduizenden jaargangen en losse afleveringen van tijdschriften van de meest uiteenloopende strekking en inhoud, hebben wij ontvangen, zooals wij reeds in Neerlandia van November 1914 en Januari 1915 hebben vermeldGa naar voetnoot*). Tal van Afdeelingen en andere Vereenigingen hebben zich daarbij verdienstelijk gemaakt. Bergen van die losse afleveringen zijn nog altoos niet uitgezocht, ofschoon wij onafgebroken daarmee bezig zijn: zóóveel mochten wij ontvangen. Vooral aan tijdschriften hebben wij dan ook geen gebrek geleden, toen wij ze bij tientallen moesten gaan verzenden: flink ingenaaid, in min of meer prettigen, vroolijken omslag. Onze uitgaven stegen evenwel aanmerkelijk door die - overigens zeer gewaardeerde - geschenken: hierachter kan men lezen, hoe wij dit jaar voor bijna duizend gulden (vorig jaar f 300.-) lieten innaaien, en voor meer dan f 250.- aan kisten lieten maken (vorig jaar f 70.-)! Ook kochten wij nog heel wat aan van boeken of tijdschriften, die ons niet of althans niet in voldoende hoeveelheden werden toegezonden. De verzending der honderden kisten naar de gemobiliseerden geschiedde vrijwel kosteloos, ten minste wat de spoorweg-maatschappijen betreft. Het vervoer van het Boekenhuis naar de stations geschiedde maandenlang eveneens kosteloos, en wel door den étappen-dienst alhier. Zoo kan de indruk gevestigd zijn, dat heel die arbeid dus zoo goed als niets gekost heeft. Leest men het bovenstaande evenwel en voegt men er de vrij aanzienlijke kosten bij, die het Boekenhuis voor allerlei te betalen had, dan is door ons voor de zendingen naar het leger, de geïnterneerden, de hospitalen en de vluchtelingen in 1914 een som van f 3000.- uitgegeven. Daartegenover staat echter, dat de verzending van kisten boeken naar het buitenland zoo goed als geheel gestaakt moest worden, hoewel de aanvragen uit verschillende landen bleven inkomen, zij het dan ook in veel geringer aantal. Wij schreven die alle in en hopen later onze schade in te halen. Daardoor bleven onze uitgaven voor vrachten van allerlei aard en andere kosten voor zeemanshuizen enz. f 600.- beneden het vorig jaar. Intusschen dient hierbij opgemerkt, dat wij, wat onze voorraden boeken enz. betreft, voortdurend bedacht blijven op het wederom gaan behandelen van die aanvragen uit het buitenland, die na den oorlog zeker dringend lectuur zullen behoeven, in de eerste plaats Vlaanderen en Zuid-Afrika. Wat nu het getal onzer leden betreft: ten hoogste waardeeren wij het, dat het aantal op heden hooger is dan verleden jaar, al is de aanwinst dan ook veel kleiner dan vroeger 't geval was: 434 tegen 423, verdeeld als volgt: 282 begunstigers en 152 bijdragers. Vermeerdering blijft zeer gewenscht! | |
Werkkring.I. Zeemanshuizen en Nederlandsche kolonies.Bij de 289 adressen in den vreemde, waarmede wij reeds in verbinding stonden, zijn nog 10 nieuwe gekomen, waardoor het aantal gestegen is tot 299, welke nieuwe zijn: Lerwick (3), Buenos Aires, Moentilan (N.-I.), Ann Arbor (Mich.), Hoboken (N.-Y.). Mülheim a/R., Derwenthaugh (Newcastle o/T.) en Tjimahi. De 299 adressen zijn verdeeld over: 80 zeemanshuizen, 17 militaire tehuizen, 54 kolonies in den vreemde, 38 Afdeelingen A.N.V. in het buitenland, 6 plaatsen in Belg. Congo, 28 in O.- en W.-Indië, 31 | |
[pagina 126]
| |
Nederl. Vereen. in den vreemde en 45 andereGa naar voetnoot1). Zooals wij reeds opmerkten, hebben wij de verzending van bladen naar vele dier adressen, zooals wekelijks placht te geschieden, met 1 Augustus zoo goed als geheel gestaakt tot rustiger tijden zullen aanbreken. De dezer dagen ontvangen jaarverslagen der consulaire ambtenaren doen intusschen opnieuw zien, hoezeer dit deel van ons werk hoogelijk gewaardeerd wordt door directies en bezoekers der tehuizen voor zeelieden of schippers. Een eigenaardige bijzonderheid is zeker wel, dat in Engeland onze boekerijen op het oogenblik van veel nut blijken voor Belgische vluchtelingen, zeelieden en gewonden, die er een dankbaar gebruik van maken. Dankbaar gedenken wij hier opnieuw den steun, ondervonden van de zijde van Z.Exc. den Minister van Buitenlandsche Zaken en de vele consulaire ambtenaren, in het bijzonder den heer Consul-Generaal te Londen! | |
II. Zuid-Afrika.Veel schaduw - weinig licht; veel droevigs - maar toch ook wel wat verblijdends: dat is de eindindruk, als wij het afgeloopen jaar overzien, in verband met onze werkzaamheid voor Z.-A. In den loop der eerste zes, zeven maanden hadden wij wederom een paar dozijn kisten naar dit land gezonden: meest naar scholen, naar predikanten, naar ons ‘pleegkind’ in Bloemfontein en naar twee onzer correspondenten. Het uitbreken van den oorlog deed ons 't ergste voor de aankomst der boeken vreezen, daar de meeste kisten toen juist onderweg waren. Onze vrees werd maar al te zeer bewaarheid: een der booten van de D.O.A.L. werd in de Afrikaansche wateren voor goeden prijs verklaard, de andere wijzigde onderweg haar koers en zocht een schuilplaats in de haven van Rio de Janeiro, waardoor onze kisten groote kans liepen verloren te raken. Dank zij den krachtigen steun evenwel van onzen Consul-Generaal te Pretoria werden de kisten van eerstgenoemde boot na langen tijd vrijgelaten, terwijl de bemoeiingen betreffende de tweede nog niet zijn afgeloopen. Groote dank zijn wij den Consul-Generaal te Pretoria voor zijn hulp verschuldigd! Een ander gevolg van den oorlog was, dat wij onze verschepingen staakten, waar bovendien tengevolge van den opstand in Z.-A. zelf eenige stilstand te bespeuren valt in onze betrekkingen, ofschoon wij uit tal van aanvragen en andere brieven, sedert Augustus ontvangen, mochten bemerken, dat de liefde tot beoefening van onze taal, de begeerte om Hollandsche boekerijen aan te leggen, voortdurend sterker wordt. Zulke berichten stemmen ons blijde - en zijn in staat om onze droefheid te verzachten over den tragischen dood van een onzer wakkerste Afrikaansche begunstigers, Generaal Beyers, die ons werk sedert een paar jaar hielp steunen en wiens nagedachtenis, niet 't minst door onze persoonlijke herinnering aan zijn edel, manlijk voorkomen, zijn klankvolle stem en zijn warme genegenheid voor Holland, zal blijven voortleven in ons midden... Intusschen zijn er vele heuglijke teekenen, dat ons werk in Z.-A. al meer beteekenis krijgt en meetelt, waar het geldt de behartiging van de nationale behoeften der Afrikaanders ten opzichte van hun moedertaal. Met trots vermelden wij in de eerste plaats natuurlijk het woord van President Steyn, toen Z.H. Ed., in antwoord op een schrijven van een onzer begunstigers in Nederland, liet antwoorden: ‘het van het hoogste belang te achten de Boeken-Commissie verder te ondersteunen, om haar in staat te stellen meer boeken naar Zuid-Afrika te zenden.’ De President, ‘was zeer dankbaar voor wat de Commissie reeds voor Zuid-Afrika deed... De leeslust onder 't volk van Z.-A. moet worden opgewekt.’ Mogen wij deze behartigenswaardige woorden van den Grooten Afrikaner nog eens onder de oogen brengen van allen, die belang stellen in en liefde blijven voelen voor onze stamverwanten daar ginds? Meer dan ooit zal Z.-A. op onzen steun mogen en kunnen rekenen! Een tweede, door ons met voldoening opgemerkt, bewijs van belangstelling in ons streven was te vinden in het allewege gunstig-opgenomen werk van onzen correspondent in Natal, Prof. Dr. G. Besselaar: ‘Zuid-Afrika in de Letterkunde’ (omgewerkt proefschrift van de Gentsche Hoogeschool). Op verscheidene plaatsen in dat werk wordt van onze Commissie gesproken en uit onze jaarverslagen een en ander aangehaald, terwijl daar van ons ‘pleegkind’ te Bloemfontein getuigd werd: ‘De volledigste verzameling van de nieuwere Hollandse boeken in een Zuidafrikaanse bibliotheek is de Dr. Van Everdingen-A. N. V.-boekerij, een onderdeel van de bibliotheek te Bloemfontein, saamgesteld uit 1500 present-eksemplaren, door Nederlandse uitgevers geschonken, enz.’ In den loop van 1914 hebben wij opnieuw een flinke aanvulling van den voorraad in die Boekerij verzonden en over eenigen tijd hopen wij, op verzoek van het ijverig bestuur der instelling, een nieuwen, bijgewerkten druk van den catalogus te kunnen gereedmakenGa naar voetnoot1). In verband met het voorgaande zij hier verklaard, dat nog steeds de tijdsomstandigheden ons verhinderden meer werk te maken van het zgn. Schema, 't door ons in overleg met Zuid-Afrikaansche deskundigen ontworpen, en aan de Nederlandsche uitgevers aangeboden plan, om het debiet van Hollandsche boeken in Z.-A. te vergrooten. Wel mochten wij eenige adviezen uit dat land ontvangen, die zeer gunstig luidden, en ook andere teekenen zijn er, dat de tijd voor onze pogingen om in die richting met vrucht werkzaam te wezen, rijp wordt. Verzekerd van den steun der twee groote Nederlandsche lichamen, de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels en de Nederlandsche Uitgevers-Bond, die ons beide sedert eenige jaren ook geldelijk steunen, hopen wij eerlang deze hoogst belangrijke zaak zoo krachtig en beleidvol mogelijk aan te vatten. Mede hierom verzochten wij den heer H. Meester, onderwijzer te Hartebeestfontein, Transv., een wakker strijder voor onze taal, het A.N.V. en de B.-C., van welke Commissie hij begunstiger is, om het correspondentschap voor ons voor zijn district en omgeving wel te willen aanvaarden, aan welke uitnoodiging de heer Meester welwillend voldaan heeft, zoodat het aantal dier correspondenten in Z.-A. nu reeds tot 7 gestegen isGa naar voetnoot2). Wij hopen dat getal nog verder uit te breiden over heel Afrika. De diensten, welke zij ons en de goede zaak bewijzen, mogen hun belooning vinden in de overtuiging, dat wij zonder hun inlichtingen en hun optreden in eigen kring en in de pers nimmer van hieruit zooveel voor onze stamverwanten zouden kunnen doen! | |
III. Oost- en West-Indië.Onze bemoeiingen voor de overzeesche bezittingen bepaalden zich in het afgeloopen jaar tot het zenden van nieuwe voorraden boeken aan het twaaltal militaire tehuizen, die wij daar steunen: met groote erkentelijkheid werd de welkome gift wederom aanvaard. | |
IV. België.In de eerste helft des jaars zonden wij 4 kisten naar Antwerpen ten behoeve van den Congo - voor | |
[pagina 127]
| |
welke kolonie wij ook op andere wijze - door de geregelde toezending van bladen en tijdschrijften - zouden gaan zorgen, waarmede reeds een aanvang gemaakt was. Door den oorlog hield dit alles voorshands op. | |
V. ‘Voor het gemobiliseerde Nederlandsche leger’.Voor deze, in onze registers gloednieuwe, rubriek - die wij van ganscher harte hopen, dat nimmer meer daarin zal voorkomen, althans niet om een dergelijke, ernstige reden, - is in 1914, zooals ieder weten kan, die het vorenstaande gelezen heeft, het allergrootste deel van onzen tijd, onze krachten, onze boeken en ons geld besteed. Met den in allerijl - 't was vacantietijd - saamgeroepen staf van het Boekenhuis werd in de eerste dagen van Augustus de hand geslagen aan 't gereedmaken van kisten voor onze soldaten in forten en garnizoenen, in liniën en stellingen, in depôts en posten, waarbij wij even stelselmatig werkten als wij dat immer plegen te doen voor het buitenland. Dank zij de mildheid, waarmede ieder in den lande meehielp, onze eigen voorraden en geldmiddelen, vermeerderd met een flinke buitengewone bijdrage van het Hoofdbestuur, slaagden wij erin om, weken lang van den morgen tot den avond voortwerkende, een haast-ongelooflijk getal kisten, wier gewicht van 40 tot 90 kilo's wisselde, af te zenden, voorzien van degelijke, eenvoudigingenaaide tijdschriften en nette boekwerken met wat losse afleveringen enz. als toegift, o.a. brochures en dergelijke. De volgende cijfers mogen van onze werkzaamheden in dien tijd eenig overzicht geven. Gemiddeld worden de laatste jaren ongeveer 100 kisten verzonden; nu waren er in 6 weken tijds 300 gepakt. Eens gingen er 108 in ééne week de deur uit! Onze kantoorwerkzaamheden hielden daarmee gelijken tred: wat er in die dagen geschreven, getelegrafeerd en getelefoneerd werd met hoogere en lagere leger-autoriteiten en zooveel andere personen was geweldigGa naar voetnoot1). Brieven-leggers, die anders in maanden gevuld werden, waren het nu in even zooveel weken, enz.! Natuurlijk werden alle zendingen ingeschreven en van alle adressen aanteekening gehouden, zoodat een afzonderlijk daartoe ingericht kaartstelsel ons nu gelegenheid biedt alle zendingen te overzien en na te gaan, waarheen de kisten na lezing, hetzij door ons, hetzij door de eerste ontvangers, gezonden kunnen worden - zooals vaak geschiedt. Met uitzondering van het twaalftal kisten voor O.- en W.-Indië bestemd, werden na Augustus slechts kisten voor het leger - en wat daarmede samenhing, zooals men zien zal - gereed gemaakt. Want wij pakten eveneens voor hospitalen van het Roode Kruis in Limburg, voor Interneering-Depôts, voor Belgische vluchtelingen, zoowel hier te lande als te Londen - alles tezamen 411 kisten. 33 kisten werden reeds voor de tweede maal verzonden. Terwijl Afdeelingen en leden A.N.V. (de Afdeeling Enschedé behaalde den eersten prijs met 't grootst aantal ons toegezonden kisten: 57!)Ga naar voetnoot2) en ook tal van niet-leden zich beijverden ons een geweldigen stroom van boekwerken te doen toevloeien, werd ons slechts zelden een gift in geld toegedacht. Des te aardiger was het dan ook, dat een fort ons uit de cantine een gift schonk, (dank aan den Commandant-Hoofdbestuurslid!) en dat de manschappen van een der groote stellingen (dank zij den adjudant-begunstiger!) een aanzienlijke som bijeenbrachten uit erkentelijkheid. Het aantal verzonden kisten voor allerlei bestemming in 1914 heeft door dit alles het cijfer van 469 bereikt en het aantal kisten, sedert 1903 door ons verzonden is daarmede tot 1563 gestegen! Half-wekelijks zonden wij ook pakken bladen en tijdschriften naar vaste forten, daartoe in staat gesteld door onze geregelde kranten-zenders. Het spreekt wel van zelf, dat al dit werk nog altoos voortgaat. In den loop van 1915 verzonden wij reeds weer een veertigtal kisten aan nieuwe adressen, die er - zij het ook in veel verminderd aantal - nog voortdurend bijkomen, Het zijn er nu 249, als volgt verdeeld: 6 vaste forten; 4 stellingen en liniën; 184 bezettingen; 9 garnizoenen; 8 divisies, brigades, legeringsgroepen enz.; 38 diversen (militaire tehuizen, interneerings-depôts, vluchtelingen-kampen ook in den vreemde; bewakings-detachementen, enz.). Het verheugt ons te mogen vaststellen, dat wij met dit werk opnieuw de erkentelijkheid der duizenden ontvangers hebben mogen verwerven - en de naam van het A.N.V. en zijn werk hebben kunnen bekend maken in het eigen land op een wijze, als wij zeker nimmer gedroomd - en verwacht hadden! Bij dit alles komt de laatste maanden nog de zorg om voor de Vlamingen in Engeland en Frankrijk, ook voor de krijgsgevangen Vlamingen in Soltau enz. te werken, wat met nog grooter moeilijkheid gepaard gaat. Naar Engeland ging reeds veel, dank zij den wakkeren vertegenwoordiger A.N.V. te Londen, den heer Reyneke van Stuwe. Ten slotte past het ons hier met erkentelijkheid te gewagen van den steun ons voortdurend verleend door Z. Exc. den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht. | |
Geldmiddelen.Zoo was het afgeloopen jaar er toch weer, ondanks alles, een van groote voldoening, te grooter, waar wij zoo krachtig mochten medewerken ter verhooging van de ‘zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen stam’, door immers in engeren zin ‘bij Nederlanders en stamverwanten het bewustzijn van staméénheid te wekken, waar ter wereld zij zich ophouden.’ Om dit doel te bereiken is er van onze geldmiddelen mede veel gevergd, doch wij waren in staat alle uitgaven door de inkomsten te dekken. Van H.M. de Koningin-Moeder ontvingen wij wederom een dankbaar-aanvaarde bijdrage. Voor een zeer groot deel danken wij die gunstige uitkomst aan het feit, dat onze vaste inkomsten stige uitkomst aan het feit, dat onze vaste inkomsten blijven stijgen tengevolge van het toetreden van meer en meer Afdeelingen en leden A.N.V. als begunstiger, en van niet-leden als bijdrager. Wij wekken die allen en voorts allen, die dit verslag zullen lezen, op om het aantal dier leden steeds grooter te helpen maken: elk bedrag, hoe gering ook, is welkom! Hebben wij dan geen reden om, zooals wij in den aanvang reeds zeiden - in tegenstelling met zooveel andere vereenigingen - ten slotte nog met dankbaarheid op 1914 terug te zien? Op 18 April 1915 bestond de Boeken-Commissie 12½ jaar. Al is dit feit natuurlijk slechts in alle stilte herdacht, hier mag toch wel openlijk getuigd worden, dat wij de stellige verwachting hebben uitgesproken, dat wij zelven en wie na ons zullen komen, later hoogstens met evenveel, doch stellig niet met méér voldoening, op den afgelegden weg zullen kunnen terugzien, dan wij het - vooral na 1914 - doen! Meer dan ooit hebben wij in en door de B.-C. van het A.N.V. in dat jaar de waarheid gevoeld van dat woord van Albert Verwey, waarmee wij ons verslag wenschen te besluiten: ‘Wat wij liefde voor ons land noemen, is niets anders, dan het feit, dat wij één zijn met dat land!’ Dr. W. VAN EVERDINGEN, Rotterdam, Mei 1915. Directeur der B.-C. |
|