Neerlandia. Jaargang 19
(1915)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZuid-AfrikaZuid-Afrikaansche Brieven.XXVII.
| |
[pagina 115]
| |
ken. Voordrachtskunstenaren, zangers, dragers van het Hollandsche lied, tentoonstellingen van Hollandsche schilderkunst, enz., enz., zij zouden oneindig veel goed doen op den duur. Men zou in de tweetalige landen met behulp van het Verbond tentoonstellingen kunnen inrichten, om te laten zien hoe de tweetaligheid er werkt en hoe zij wordt toegepast. In sommige opzichten is men hier in de Unie met deze toepassing verder dan in België, in andere opzichten heeft men in België weder meer bereikt. Die kwestie van tweetaligheid bestaat voornamelijk uit kleinigheden, die moeilijk elken keer kunnen worden beschreven. Zulk een tentoonstelling, die het geheele land zou kunnen doorgaan, zou een duidelijke aanschouwelijke les zijn en een vingerwijzing, om niet te zeggen, stil verwijt voor vele bestuursambtenaren. Al is de achterstelling van een der twee bij de Grondwet erkende talen soms aan moedwil te wijten, vaak ook zal zij voortspruiten uit de onmacht om de moeilijkheid op te lossen. Om een versch voorbeeld aan te halen. Onze spoorwegen hebben voor het grootste gedeelte eentalige kaartjes. De administratie verklaart wel tweetalige kaartjes te willen laten drukken, doch dan moeten zij grooter worden en zijn alle loketkastjes, waarin zij worden geborgen, te klein. Hoe doet men dit in België? Als wij zulk een tentoonstelling hadden gehad, zouden wij niet behoeven te vragen, wij zouden weten en onze Volksraadsleden waren het antwoord aan den betrokken Minister niet schuldig gebleven. Ten opzichte van de komst van Hollandsche kunstenaars worden wij slecht bedacht. Zuid-Afrika is geen Nederl. Indië, onze Hollandsch-sprekenden zijn over het algemeen niet welvarend en wanneer zij in goeden doen geraken, is hun smaak vaak geheel verengelscht. Dit is te begrijpen. Men ziet hier nooit iets goeds Hollandsch. Wat zou een man als Vogel geen steun aan de Hollandsche taal hier hebben kunnen geven. Men hoort hier zoo graag goed Nederlandsch. Wat zou een Hullebroeck hier geen mooie taak hebben. Men wil wel Hollandsch zingen, maar weet niet wat. Geldelijke moeilijkheden hoor ik zeggen. Volkomen juist. Maar waar voor andere dingen in Holland steeds geld te krijgen is, zou er daar toch ook een waarborgfonds voor dit doel kunnen worden tezamengebracht, niet alleen voor Zuid-Afrika, maar ook voor Vlaanderen en voor Vlaanderen wel in de eerste plaats. Zonder geld kan men nu eenmaal niets groots tot stand brengen, zelfs het meest geestdriftige en geestkrachtige Hoofdbestuur niet. En dan zouden er toch ook gelden terugkomen. Het is niet mijn bedoeling geen toegang te heffen voor zulke avonden. Als zij goed zijn, wil men er wel voor betalen ook. En onze rolprenten. De menschen hier zijn zeker niet minder verzot op de bioskoop-schouwburgen dan in Europa. Maar al deze schouwburgen zijn in Engelsche handen en worden dienstbaar gemaakt aan de verspreiding van de Engelsche denkbeelden, aan de verbreiding van de leer van Engeland's grootheid. Het A.N.V. zou in Vlaanderen en Zuid-Afrika kunnen zorgen voor goede rolprenten over Nederland en in de Unie van Zuid-Afrika tevens voor mooie levende plaatjes over Vlaanderen. Het A.N.V. zou zich in verbinding moeten stellen met de agenten die deze films voor Zuid-Afrika en Vlaanderen opkoopen. Men zou er geen liefdadigheid van moeten maken, doch goeden, gezonden handel. Dit is mogelijk, mits men een man ervoor spant die verstand en begrip van dergelijke dingen heeft. Ons wordt voortdurend de grootheid en de beteekenis van Engeland voorgehouden en Holland, dat hier een verleden heeft en geen onroemrijk verleden ook, wordt niet genoemd. Frankrijk is groot, is het land der kunst en der verfijnde beschaving, vandaar dat men hier graag Hugenoot wil zijn. Engeland is machtig en rijk, het land van de onbeperkte mogelijkheid op alle gebied, vandaar dat men hier graag Engelsch praat. Doch Holland is slechts een klein, nietig landje met een roemrijk verleden, maar een volk, dat zijn roem heeft overleefd. Vandaar dat niemand er bijna een eer in stelt van Hollandsche afkomst te zijn. Holland moet de klok luiden en de trom roeren, moet de trompet steken en het van het dak verkonden, niet om te bluffen, maar om de waarheid in het licht te stellen. In onzen tegenwoordigen tijd helpt het niet om zijn licht onder de korenmaat te stellen en het allerminst in dit land. Holland moet het hoog houden, heel hoog, zoodat allen het kunnen zien. Dit is het verplicht aan zijn verleden, aan zich zelf, aan zijn stamgenooten, verplicht ook aan de taal die hier gesproken wordt en die in Holland haar bakermat heeft gehad. Hier ligt een grootsche taak van het A.N.V. in de toekomst, als de verschrikkelijke oorlog voorbij is. OU-BOET. |
|