Neerlandia. Jaargang 19
(1915)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMededeelingen en allerleiDe Hollandsche kolonie te Roubaix.Mr. A.J.E.A. Bik te 's-Gravenhage, oud-voorzitter der Nederlandsche Regeerings-Commissie bij de in 1911 te Roubaix gehoudene Internationale Tentoonstelling, vraagt steun voor de Hollandsche kolonie van wevers aldaar, die tengevolge van den strijd die in Noord-Frankrijk woedt en door den stilstand van handel en nijverheid, in grooten nood verkeeren. Men kan zijn gave zenden aan den aanvrager, Carnegielaan 11, Den Haag. | |
Meer dan voldaan.Dr. Schepers, de beproefde Verbondsvriend heeft reeds menig lied gedicht, dat gretig op muziek werd gezet. Neerlandia gaf er herhaaldelijk blijk van. Zijn jongste vaderlandsche ontboezeming in het vorig nummer verschenen, heeft zelfs twaalf componisten bezield. De dichter is meer dan voldaan en vindt 't nu genoeg. Toch bewijst deze gretigheid hoe onze toondichters aan goede teksten behoefte hebben. Laten onze Å‚etterkundigen het zich voor gezegd houden en het Nederlandsche lied bevorderen door het Nederlandsche leven en streven in zuivere strofen te vertolken. Het gehalte van onze eigen zangen zal er zeer door bevorderd worden. | |
Vlaamsch en Hollandsch?Het bericht van de Nederlandsche posterijen, waarin gemeld werd, dat men uit Nederland weer in onze taal met België kan briefwisselen, sprak van de Vlaamsche en Hollandsche talen. Alweder diezelfde officieele verkeerde opvatting, als zouden Vlaamsch en Hollandsch twee talen zijn. Er had behooren te staan de Nederlandsche taal. | |
Opsporing verzocht.Uit Petrograd werd op het kantoor van het A.N.V. een in het Boheemsch geschreven brief ontvangen, onderteekend Carlo en Anny, met verzoek om doorzending aan hun ouders, althans dat blijkt uit den inhoud, maar elk nader adres ontbreekt. Wellicht brengt deze bekendmaking in het over heel de wereld verspreide Neerlandia ons op het spoor. | |
Nederlanders over Nederland.In een tweetal buiten ons land verschijnende tijdschriften vindt men artikelen van Nederlanders, die het buitenland inlichten over den toestand ten onzent en de politiek onzer Regeering. In het ‘Weltwirtschaftliche Archiv’ komt een artikel voor van Dr. H. Blink over den economischen toestand in ons land in de eerste maanden van den oorlog, waarin tevens een overzicht wordt gegeven van hetgeen is geschied ten onzent om het economische kwaad, door den oorlog aangericht, binnen zoo eng mogelijke grenzen te beperken. Een opstel van Mr. A.J. Hankes Drielsma in de ‘Revue Hebdomadaire’ over ons land en den oorlog, dat, naar thans blijkt in de Fransche pers nog al wat aandacht vindt, is zeer geschikt om misverstand, dat er ten onzen aanzien daarginds nog steeds mocht bestaan, uit den weg te ruimen. Mr. Hankes Drielsma vindt in zijn artikel gelegenheid een aantal onjuistheden over ons economisch leven verspreid, recht te zetten. | |
[pagina 95]
| |
Opmerkelijk.De berichtgever van het Alg. Handelsbl. te Brussel schreef 21 Maart een brief uit Brussel over Belg en Boer, waarin hij de Vlaamsche sympathie voor de Boeren zuiver en frisch noemt en zegt, dat ze steeds levendig gehouden is ‘door de ononderbroken werking van 't Algemeen Nederlandsch Verbond’. Hoe komt het toch, dat de een die werking waarneemt en er met instemming van getuigt, terwijl een ander maar steeds weer de beschuldiging herhaalt, dat het Algem. Nederl. Verbond niets doet? | |
Een vreemdeling over ons land.Het kan leerzaam zijn te hooren wat een vreemdeling over ons volk zegt, n.l, wanneer hij langer dan een blauwen Maandag in ons land is geweest, opmerkingsgave toont en blijk geeft de dingen in samenhang te kunnen zien. In buitenlandsche bladen treffen wij dikwijls oordeelvellingen aan, die ons waarlijk niets kunnen schelen, van menschen die amper eenige weken, zoo al, onder ons hebben vertoefd en met blijkbaar onverstand ons prijzen of laken. De heer Andreas Buntzen, correspondent van de Berlingske Tidende, een groot Kopenhaagsch dagblad, is niet van dat slag. Hij woont sedert maanden in ons midden, verstaat onze taal en begrijpt voor een vreemdeling al veel van ons. Hij bewondert ons volk niet onvoorwaardelijk, verre van dien, maar hij heeft oog voor zijn deugden. En nu willen wij wat vertellen uit een beschouwing van hem. Hij heeft de diepe klove opgemerkt, die in ons volk, vooral in de wereld van handel en bedrijf, het standsverschil maakt. De man uit het democratische Denemarken, waar het verschil ook in uiterlijke beschaving tusschen de menschen zooveel geringer is, verwondert er zich over. ‘Men kan “werkelijk” niet omgaan met een nog zoo beschaafd man, als hij getrouwd is met de dochter van een handwerksman, al is ze ook nog zoo beschaafd en aantrekkelijk. Men kan op straat geen tien stappen gaan met zijn sigarenhandelaar of zijn meubelmaker, al is hij nog zoo'n geschikt en geacht man.’ Iemand die geld heeft verdiend in een handelszaak, die niet tot de deftige wordt gerekend, blijft ‘een gewoon burger’; soms zijn kinderen ook nog. Niet alleen de aristocratie, de middelstand zelf heeft daar schuld aan. De middelstand, de uitzonderingen daargelaten, is in zijn wezen en opvattingen zoo buitensporig burgerlijk, zelfs kleinburgerlijk, kleinlijk burgerlijk en ook zonder de burgerlijkheid zoo klein, dat het begrijpelijk is, dat de anderen hem op een afstand houden. Die middelstand zweert bij een deftigheid, waarin veel burgerlijkheid schuilt. Maar ook bij de deftigen is de deftigheid niet zonder benepenheid. Op dit onderwerp gaat de schrijver door, maar we laten dat verder terzijde, omdat hij, naar het ons voorkomt, niet volkomen begrijpt wat wij onder deftigheid verstaan. Hij meent, dat als deftigheid geldt, wat beter met fatsoen en wat behoorlijk is zou zijn aangeduid. Over onze winkeliers is de schrijver slecht te spreken. Ze zijn duur; ze vergenoegen zich niet met een matige winst; ze trachten van den klant zooveel mogelijk te halen. Onze werklieden zijn goed voor hun vak, maar in algemeene ontwikkeling en gedrag staan zij bij de Deensche achter. De straattooneelen - de Hoogstraat te Rotterdam schijnt het voornaamste observatieterrein van den schrijver te zijn geweest - toonen veel ruwheid, maar dat is tevens uiting van de levenskracht die in den Hollander zit. Van uiterlijk verschijnen wij aan dezen Deenschen opmerker als gezond, sterk, maar plomp, al heeft hij veel vrouwen gezien met fijne, dikwijls allerliefste gezichten, en hebben de mannen, hoewel meestal niet knap, een aantrekkelijke, mannelijke en krachtige uitdrukking. De schrijver noemt dit zelf een oppervlakkige beschrijving van het volk, maar zijn hoofdindruk acht hij juist: levenskracht en natuurlijkheid, waardoor het volk, ondanks zijn oude geschiedenis, jong lijkt en de belofte op een toekomst heeft. Als hij den Hollander moest kenschetsen, zou hij zeggen: een rappe maat. | |
Nederlandsche graveerkunst.Het portret van wijlen Dr. Gisb. Brom, dat we op de eerste bladzijde van het Maar-nr. gaven, is genomen naar een teekening van mej. E. Valença, wie op voordracht van de Commissie van Toezicht op de Rijksacademie van Beeldende Kunsten bij Koninklijk Besluit van 10 Febr. j.l. voor de tweede maal een jaargeld is toegekend om haar in de gelegenheid te stellen zich in de graveerkunst te bekwamen. | |
Nederlandsche (?) passen.Over de moeilijkheid, die men met de in het Fransch gestelde Nederlandsche passen in het buitenland ondervindt, schrijft de Berlijnsche correspondent van de Nieuwe Rotterd. Courant o.m.:
‘Ofschoon voor Duitschland bestemd en aan Nederlandsche onderdanen uitgereikt, zijn zij uitsluitend in het Fransch gesteld. Wie zich op straat legimiteeren moet, doet dus beter zijn wantrouwige ondervragers niet het groene prachtstuk te vertoonen, waarvan zij in het gunstigste geval juist zullen begrijpen, dat het in de taal van een vijandelijk land is opgesteld.’ | |
Te Huis voor Holl. zeelieden te Hoboken.De vorige maand is dit Te Huis, het eerste voor Nederlandsche zeelieden in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, feestelijk geopend in tegenwoordigheid van den Nederl. Gezant te Washington, Ridder Van Rappard. Het kapitaal voor aankoop en inrichting van het Te Huis, ongeveer f 32.000.- bedragende, is geheel samengebracht door de leden der Christelijk Gereformeerde Kerk in Amerika. In het Te Huis bevindt zich een flinke vergaderzaal, ruimte biedende voor ongeveer 80 personen. Een groote lees- en conversatiezaal, met schrijftafels en allerlei spelen, bevindt zich ook in het gebouw. Het Te Huis staat onder leiding van een bestuur, waarvan voorzitter is Rev. K. Poppen en secretaris, de heer A. Berends. Het gebouw is gelegen aan de Hudson Str. No. 310. | |
Vlaanderen's toekomst.Prof. Van Cauwelaert heeft de vorige maand in de Algemeene Debating Club te Utrecht gesproken over de Vlaamsche Beweging en de Oorlog, waarbij de geleerde spreker volgens het Utrechtsch Dagblad tot dit besluit kwam:
‘De gemeenschappelijke strijd op de slagvelden heeft een spontane toenadering tusschen Walen en Vlamen bevorderd. Wij zullen elkaar beter begrijpen. In onze oogen schittert reeds de glans van een nieuwen dag; de zangen van Vlamen en Walen zullen in de toekomst saamklinken tot één geluid; het zal een uitwisseling zijn over en weer van de beste gedachten en de hoogste gevoelens; één volk, dat 't symbool van kracht en eenheid vindt in zijn Vorst.’
Een paar Vlaamsche studenten, die aan de gedachtenwisseling deelnamen, bleken het heelemaal niet met den inleider eens, de een dacht zich een zelf-standig Vlaanderen, de ander een politieke eenwording van Noord- en Zuid-Nederland, zooals ook in | |
[pagina 96]
| |
de Nieuwe Groene van 13 Maart niet onmogelijk wordt geacht. Prof. Van Cauwelaert antwoordde van een aansluiting van België en Nederland, waarbij een van beiden zijn zelfstandigheid zou verliezen, voor niemand eenige winst te verwachten. Ook Mr. J. Hoste, de hoofd-redacteur van de Vlaamsche Gazet, thans in Holland, waarschuwt in De Nieuwe Groene van 27 Maart tegen het droombeeld: Vereeniging van Nederland en de Vlaamsche gewesten. | |
Aardige ontmoeting.Aan een schrijven van den heer C. Kuipers, lid van het A.N.V. te Detroit (Michigan) Noord-Amerika, is het volgende ontleend:
‘In den trein van Nieuw-York naar hier, trof ik mijnheer A. van der Post, lid van het A.N.V. Zuid-Afrika, die naar Illinois vertrok om den landbouw hier te bestudeeren. Ik had met hem eenige belangwekkende gesprekken over de taalkwestie in Zuid-Afrika en heb daardoor een geheel anderen kijk op de zaak gekregen, ook omdat ik in Engeland veel met een Vlaming omging. De spreektaal zoowel Vlaamsch als Zuid-Afrikaansch is zoo geheel verschillend van het Nederlandsch, dat het me nu duidelijk geworden is, dat er van een taalstrijd sprake kan zijn. Met des te meer belangstelling zal ik nu volgen wat daarover in Neerlandia geschreven wordt.’ GUIDO GEZELLE.
(Uit ‘Het Land van Guido Gezelle’. Uitgave La Rivière & Voorhoeve, Zwolle.) | |
‘Rake’ Vlaamsche woorden.Een dameslid te Utrecht schrijft: In het mooie boek over Vlaanderen van mej. H.S.S. Kuyper ‘In het land van Guido Gezelle’ (wie kan het nu zonder diepen weemoed lezen?), vind ik de volgende aardige Vlaamsche woorden, die een juiste vertaling geven voor ‘retour’, ‘douche’ en ‘parapluie’. Bij het kaartjes nemen in een station wordt gevraagd een ‘wegen weder’. En Prof. G. Verriest, die Gezelle's volkswoorden en volksuitdrukkingen hielp verzamelen, vertelt (blz. 204): ‘Zoo had ik dikwijls gepeisd op een goed Vlaamsch woord voor “douche”. Maar het en scheen niet te bestaan. En toch was het er! Alleen, het en had mij nog niet bereikt. Ne keer kwam er een boer in 't gasthuis, die een douche kreeg. Toen 't klaar was, zeide hij: ‘Dat slagwater ook, meneer de Professor...’ Daar had ge 't. ‘Slagwater!’ 't Kan niet beter. Daar peist een wetenschappelijk man zijn kop suf op - en dat vindt het volk van zelf. ‘Zoo ook peisde ik al lang, dat er een korter Vlaamsch woord moest zijn voor parapluie, dan regenscherm. Tot er eens een oud vrouwke bij mij kwam en haar parapluie liet staan. Toen zij terug kwam om die te halen, zeide zij: “Ik hebbe m'n schuile vergeten.” M'schuile! Is dat niet schoon, en kort en juist.’ |
|