Amersfoort, 7 Maart 1915.
Geachte Redactie.
Mag ik U even mijn meening zeggen aangaande het ingezonden stuk in het jongste nummer van Neerlandia, n.l.: ‘De Nederl. Posterijen en de Nederl. taal’?
Het antwoord van den ‘deskundige’ bevredigt mij geenszins. In geen geval mag de Nederlandsche taal uitgesloten worden ter afstempeling van poststukken uit de Nederlandsche koloniën verzonden of aan boord van een Nederlandsch schip gebracht. Ten eerste, om der nationale fierheid wille en, ten tweede, omdat ook de bestemmeling de afstempeling moet kunnen lezen! Hij heeft daar als Nederlander het recht toe en kan er zelfs belang bij hebben.
Is de stempelafdruk in de Nederlandsche taal onvoldoende, omdat de brieven door de handen moeten van Nederlandsch-onkundige postambtenaren (of die postambtenaren dan allemaal Engelsch kennen, laat ik buiten beschouwing), dan kan men er onder den Nederlandschen tekst, in kleinere letter wel bijvoegen: ‘Posted on the high seas’ of iets dergelijks.
De Nederlander geeft m.i. al te gemakkelijk zijne taal op, wanneer hij maar op de geringste moeilijkheid stuit. Het moet voor een zelfbewust Nederlander intusschen toch vernederend zijn zoo'n brief te ontvangen door bemiddeling van de ‘Royal Dutch Mail’!
Mag ik U verzoeken in het eerstvolgend nummer van Neerlandia aan te dringen, opdat bij dergelijke en andere gelegenheden toch nooit de eigen taal worden uitgesloten.
A. WOULFF,
Onderofficier Belgische Genie.
Het Koloniaal Weekblad, deze kwestie besprekend, beveelt het volgende aan:
Een praktische oplossing zou zijn, dat het Algem. Nederl. Verbond of het een of ander kapitaalkrachtig lichaam, aan elk der schepen van de Kon. W.-I. Mail een stempel met een goed Hollandsch opschrift ten geschenke aanbood.
Red.