Vlaamsche indruk van Nederland.
Aan een brief aan den Algem. Voorzitter, van een Vlaamsch student te Utrecht, is het volgende ontleend:
Wat zou dan wel op een Vlaming dieperen indruk hebben gemaakt dan het Nederlandsch te hooren spreken overal en te allen tijde, door werkman en hoogleeraar! Wij hoeven ons nu niet meer te ergeren aan een verbasterende tweetaligheid of een uitsluitend gebruiken van het Fransch. Hier vernemen wij de volle zuivere buigzame klanken van onze taal, nu niet meer uit ‘leeraarsstoel en rechterzaal verbannen’. Wat een genot elke tak van wetenschap in het Nederlandsch te hooren behandelen, te kunnen vaststellen dat onze taal, voor het mededeelen van wetenschap, voor geene andere behoeft onder te doen.
Voor mijne Belgische vrienden, studenten in de medicijnen, de rechten, de wis- en natuurkunde, was het nog een grootere openbaring dan voor mij. In hunne faculteiten immers, is het al Fransch wat de klok slaat. En nu overgeplaatst in een uitsluitend Hollandsche omgeving! Zonderling treffen: medische studenten worden bekend met Duitsche wetenschap, nu zij aan Hollandsche universiteiten studeeren! Want er worden voor een groot deel Duitsche boeken gebruikt en dit is voor sommigen onder mijne landgenooten eene hinderpaal, door hunne mindere bekendheid met het Duitsch.
Maar ook voor mij was het eene verrassing, geschiedenis en wijsbegeerte in het Nederlandsch te hooren doceeren.
Wat nu de studie zelf aangaat, deze is veel grondiger dan in België. Een vak moet niet afgehandeld worden binnen een bepaalde tijdruimte; de hoogleeraar behandelt slechts een onderdeel en heeft daardoor de gelegenheid, alles meer ‘en detail’ te doen. Oppervlakkigheid is vrijwel onbekend en dit is, naar ik meen, gedeeltelijk een gebrek van het hooger onderwijs in België.
Daar er te allen tijde geëxamineerd wordt, kan een Hollandsch student korter of langer studeeren, kan daardoor op hoofdvakken dieper ingaan, waardoor de degelijkheid in de hand wordt gewerkt. De student doet meer aan zelfstudie en volgt niet slaafs het dictaat van den professor.
De professoren zelf hebben, op ons allen, een allergunstigsten indruk gemaakt. De verhouding tusschen professor en student is veel vriendschappelijker. In België worden studenten meermalen uit de hoogte behandeld.
Onze verhouding nu tot de Hollandsche jongelui! Daarmee kunnen wij het best vinden. Wat ons allen heeft getroffen is, dat er geen politieke strijd onder studenten wordt gevoerd. Ook geen diepe kloof tusschen Roomsch-Katholieken en Protestanten. Zij kunnen allen evengoed met elkaar opschieten.
Van de legendarische stijfheid der Hollandsche studenten heb ik tot hiertoe weinig of niets kunnen bemerken. Zij missen onze lawaaiërigheid - want zijn de Vlamingen niet ‘de Gasconjers onder de Germanen’ - maar zijn daarom niet minder hartelijk, niet minder gezellig en prettig in den omgang, en zijn daarbij vaak heel wat geestiger en waardiger. De Hollandsche student is de man van wetenschap in staat van wording, de Belgische gedraagt zich soms nog als een kwajongen.
Over het algemeen zijn dit mijn persoonlijke indrukken niet alleen, maar ook die van verscheidene mijner Belgische makkers.
Wat nu de stad Utrecht zelf aangaat, ik mag de rust die er heerscht. Alleen 's Zondags is de stad als uitgestorven. Maar dan is er ook gelegenheid om flinke wandelingen te maken naar De Bildt, Zeist, Jutphaas, Schalkwijk en zoo meer.
Ik woon hier in bij een buiige vrouw wel is waar, maar ik kan er toch goed mee omspringen. Ik beschik over een ruime kamer en het eten is er goed. In hetzelfde huis woont een Hollandsch student, met wie ik best kan opschieten.
Daar het A.N.V. kamerhuur en pensionprijs betaalt, blijven voor mijn rekening slechts kleine uitgaven, die weinig talrijk zijn.
Op de kroeg der twee studentenvereenigingen, Unitas en Corps, kom ik slechts een enkele keer. Ik hou niet van kroegloopen, en vind het gezelliger op de een of ander z'n kamer.
Iets is mij toch eenigszins tegengevallen, en dat is n.l. de Universiteitsbibliotheek. Tot mijn verbazing heb ik moeten vaststellen, dat vaak de nieuwere eerste rang werken ontbreken; de ambtenaar zelf verwonderde zich er soms over. Daarenboven komen vele werken slechts in verouderde uitgaven voor.
Maar dit tegenvallertje kan den gunstigen indruk niet wegdoezelen. Utrecht, zijne bewoners, zijne hooge-