Zuid-Afrika
Fourie. †
Joseph Johannes Fourie was van Hartebeestspruit, district Pretoria, een Transvaler dus, en toen hij in de gevangenis te Pretoria den kogel kreeg, op den noodlottigen Zondagmorgen van 20 December l.l. toen was hij amper 36 jaar.
Als jonge man van 15 jaar - Afrikaansche jongens zijn zoo vroeg al man! - ging hij naar Bloemfontein, naar Grey College. Daar was menig jonkman van echt Afrikaanschen naam: Joubert, Erasmus, Wessels, Cronjé, Reitz en anderen.
In '96 ging hij mee Dorenkop toe, om Jameson te vat. Hij was het die met de witte vlag vooruitging, om diens overgave te aanvaarden. De belager van een bevrienden staat van toen, is sedert in den Engelschen Adelstand verheven, de Boerenpatriot van toen, die ook zich zelf gelijk bleef, is nu als verrader doodgeschoten. Maar die zal in lied en woord bij het nageslacht blijven voortleven, als die andere volksheld van een eeuw geleden, Andreas Hofer.
In den grooten oorlog, drie jaren later, werd Fourie rapportrijder bij den staf van Commandant-Generaal Joubert. Jopie Fourie, jong als hij was, overheerschte door zijn onverschrokkenheid en doorzicht geheel zijn omgeving. Na Pretoria's val, trok hij achter Magaliesberg bij zijn kommando, en vocht en vocht, tot hij ten noorden van Pretoria een schot in het been kreeg, en gevangen werd genomen. Sedert was en bleef hij kreupel.
Bij het oprichten van de Unie-Krijgsmacht nam hij dienst en werd Kapitein bij het 13de Regiment.
Fourie was 10 October l.l. toevallig in Pretoria. Hij ging naar het operagebouw waar Pres. Kruger's verjaardag zou worden herdacht. Toen een zangkoor optrad, begon een afgesproken protest, van lui die gekomen waren om de boel in de war te sturen. Straatliederen klonken tegen het koorgezang in. Toen stond Fourie op, en maande de menigte in het Engelsch aan ontzag te hebben voor dezen gedenkdag van Afrikaners. Als men Generaal Beyers niet wilde hooren spreken, dan moest men maar vertrekken. Nog nooit waren Afrikaners uit hun pad gegaan om Engelsche feesten te verstoren, en nooit zouden zij dit doen. Men late dus ook de Afrikaners met rust.
Enkele Engelschen gedroegen zich als heer en gingen heen. Maar er was een element dat van geen zwijgen of heengaan wilde weten en door zijn gediag de stichtelijkheid van den avond bleef vergallen.
Fourie kreeg dien avond onweerstaanbaar de zekerheid dat de Afrikaners altijd zouden worden vertrapt. ‘Al wat ik al voor jare vergeet het, al wat ik ernstig probeer het om te vergeet en te vergeef, alles woel mij vandaag weer opnieuw door die bloed, ik ga buitenkantoe!’ Zoo verklaarde hij den volgenden morgen te Gezina aan een vriend, en de trouwe vaderlander was van dat oogenblik af, volgens geschreven recht, dat niet alijd hoogste rechtvaardigheid is, wat men noemt: Hoogverrader en rebel!
Fourie's terdoodbrenging zal voor Afrika gevolgen hebben, welker omvang niet is te voorzien. Zij is een diepe wond, waarvan de pijn thans nog met gebogen hoofd wordt gedragen.
Arm Afrika, dat op weg naar een betere toekomst, zoo ziet wroeten in eigen ingewand. Zwaar, boven menschelijk draagvermogen haast, is, men heeft niet het recht het tegenovergestelde te denken, de eerlijk gemeende plichtsvervulling van de hoofden der regeering, zij toch ook mannen die hun vaderland oprecht lief hebben. En zwaar, boven menschelijk draagvermogen haast, is de ondragelijke berusting van de velen, wien door het lot dezer voorbeeldeloos edele menschen een onheelbare wonde is geslagen.
De la Rey, Beyers en Fourie vormen een drie-