Neerlandia. Jaargang 19
(1915)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet bezoek van den voorzitter aan de Interneeringskampen.In het vorig nr. werd toegezegd een uittreksel uit net verslag, uitgebracht aan het Hoofdbestuur. Het doel wan het bezoek was na te gaan of er onder de geïnterneerden leden waren van het Algem. Nederl. Verbond en zoo noodig dezen persoonlijk met raad en daad bij te staan. Het moest derhalve een sprekend blijk zijn van de samenhoorigheid van de leden der verschillende groepen, en een bewijs dat het Hoofdbestuur de zijnen in hachelijke omstandigheden als die wij thans beleven, niet aan eigen lot overlaat. Immers het bezoek werd gebracht door den voorzitter in naam van het Hoofdbestuur. Door de persoonlijke aanbeveling, die Z.Exc. de Minister van Oorlog zoo welwillend was geweest hem te verstrekken, vond hij, reeds uit dien hoofde, overal bij de bevelvoerenden zeer groote tegemoetkoming. Den dag van vertrek werd het kamp van Zeist bezocht en terstond ervaren hoe tijdroovend en moeilijk het was onder de duizenden die binnen de omrasteringen rondliepen of in de loodsen verborgen waren, den enkeling te vinden op wien men om zijne bijzondere eigenschappen het voorzien had, zonder hem persoonlijk te kennen, zelfs zonder hem anders te kunnen uitduiden dan bij name. Was er één bekend, dan was de aanknooping gevonden en zou die op zijn gemak zoo mogelijk een kringetje kunnen vormen. In Zeist was Frans Sterckens, sergeant II, 2, 4, de bedoelde en eindelijk ontdekte; hij is leeraar aan het Kon. Athenaeum te Gent, ambtgenoot dus van den heer Meert, die zijn naam had opgegeven. De heer Sterckens had geen geld noodig; ook geen kleeren. Boeken had hij ook. Het eenige wat hij miste, was vrijheid van beweging; deze te verkrijgen, met geen ander doel dan om sommige wiskundige colleges te Utrecht te kunnen bijwonen, was zijn eenige, maar dan ook zijn groote wensch. Hem werd beloofd dat het Verbond in dezen zou doen wat het kon. Aan het langdurige onderhoud met hem, op het kampterrein, worden de beste herinneringen bewaard. Vrijdag 6 Nov. werden de uitgestrekte kazernes te Amersfoort bezocht en daar aangetroffen J. de Cuyper en C. Geerinkx, benevens een hunner vrienden Pol Bossaerts. Zij hadden aan een en ander gebrek dat hen namens het Verbond gegeven werd; de jongelui waren er blij mee. Een hunner schreef aan den heer | |
[pagina 7]
| |
Meert, dat hij opgetogen was over het bezoek, geen woorden wist te vinden voor zijn dankbaarheid. Om die dankbaarheid is het niet te doen geweest, maar zij is natuurlijk voor ieder die gezien heeft welke hooge waarde in het interneeringsleven een persoonlijk bezoek heeft, vooral wanneer het komt van onverwachte zijde en de weldadige kracht vertolkt van een stuk geestelijk gemeenschapsleven als dat van ons Verbond. Toen ieder zijn pakje kreeg, altijd namens het Verbond, klonk het: als 't Verbond onze eigen familie was, had het niet hartelijker kunnen zijn! Des avonds in Assen had de voorzitter een langdurige bespreking met den Afdeelingsvoorzitter, den heer Werner en een Vlaamschen 2en Luitenant, wiens belangstelling voor het streven van het Alg. Nederl. Verbond enkel te verklaren was, dat hij als sergeant, wegens gebrek aan officieren, bij het begin van den oorlog, bij keuze was bevorderd geworden. Vlaamschgezinde officieren toch zijn overigens zeer schaars, zoo zij er zijn. Het is tot nu toe althans een kaste geweest, die in haar geheel niets van de rechten der Vlamingen, ook niet in het leger, willen hooren. Volgens de jongste wet moeten alle officieren in het Belgische leger in 1917 tweetalig zijn; misschien is hieraan de zucht bij enkelen toe te schrijven om in ons land onze taal wat aan te leeren. Evenwel is herhaaldelijk van geïnterneerden de klacht gehoord, dat de Hollandsche officieren door hun Fransch spreken den goeden wil van enkelen bemoeilijken en den onwil van anderen versterken. Het gevolg van de bespreking met genoemde heeren was, dat den volgenden avond de geïnterneerde Vlamingen werden toegesproken namens het A.N.V. De dag werd voor een groot deel in en bij de kazernes doorgebracht en daarbij gelegenheid gevonden met verschillende Antwerpenaren te spreken, wier adressen met verzoek om inlichtingen, door den gewezen Commandant der Antwerpsche Burgerwacht waren verstrekt. Om vijf uur was een groote exerceerloods, ruim voor zeker tweeduizend man, voor een deel gevuld met Vlamingen. Hier en daar een kleine petroleumlamp, eenige stoelen voor dames voor een tafeltje, waarop de spreker kon plaats nemen; verder alles in Rembrandtsch halfdonker. 't Was werkelijk, door de geheimzinnige omgeving, door de bedoeling waarvoor men samenkwam en door de stemming die zich ontwikkelde, een merkwaardig oogenblik. Een korte inleiding was het op de voorgenomen bemoeiingen der Afdeeling Assen. Van Assen naar Leeuwarden. Den 10en werd daar, in gezelschap van de secretaresse der Afdeeling, de kazerne bezocht. Nadat hiervoor opzettelijk op het binnenplein verzamelen was geblazen, werd ontdekt J.M. Teuwen, leeraar Kon. Athenaeum van Charleroi en Herman Dubois van Kortrijk. Verlof werd verkregen beide heeren voor eenige uren, onder geleide van een soldaat, mede te nemen naar een societeit, waar zich enkele bestuursleden der Afdeeling aansloten en de beide Vlamingen ongewoon genoten. Na rustige bespreking over hetgeen verder zou kunnen worden gedaan, togen de Vlamingen, belast en beladen en ten zeerste dankbaar, met hun militair geleide weer kazernewaarts. 's Avonds werd over de belangen van deze en andere geïnterneerden een bespreking gehouden met bestuursleden der Afdeeling en den voorzitter van het Plaatselijk Comité ter behartiging van de belangen der geïnterneerden. Besloten werd dat dit Comité de zorg op zich zou nemen van het onderwijs in de moedertaal aan de analphabeten, aan de weinig en aan de meer gevorderden in samenwerking met de twee genoemde geïnterneerden en den door dezen te vormen kringGa naar voetnoot*). Bij Rijs in Gaasterland werden gevonden E. Fenendaal, student Normaalschool Antwerpen, bij ons minder weidsch kweekeling geheeten, benevens J. Holemans, student in de Mijnen te Leuven, die van zijn ouders niets meer had gehoord en om nasporing en inlichting over en weer verzocht. Deze had het maar heel slecht, evenals een zekere Lowyckx uit Antwerpen, die met deze twee in hetzelfde kwartier woonde, en enkel wat haastig bijeengeraapt zomergoed aan had. De zegeningen van ons Verbond mochten zij aan den lijve ondervinden, door zending van warm goed, waarlijk in deze open natuur geen weelde. In de geestelijke nooden is reeds voorzien door de toezending uit Dordrecht van studieboeken. In Zwolle werd Donderdag na lang zoeken Bernard de Clerckx aangetroffen, een leerling van Pol de Mont. Het vertrouwen van den Commandant was van dien aard, dat De Clerckx mee naar buiten mocht, onder belofte dat hij op tijd weer in de kazerne kwam. In een huiselijken kring, zoo lang ontbeerd, was hij in het paradijs. Geen wonder voor wie het interneeringsleven heeft gezien, over welks aard wel niemand van de Belgen ook maar het minst zich beklaagde, integendeel, allen waren zeer tevreden, maar dat toch niet anders mag zijn dan een vrijheidberooving en een zachte vorm van opsluiting. Met den heer Buitenrust Hettema, bestuurslid van Groep Nederland, had een onderhoud plaats over de Clerckx's belangen, en die van de groep welke deze zal trachten om zich te verzamelen. Vrijdag Kampen. Het eerste bezoek, als overal, gold den Commandant. Deze bleek te zijn ons Groepsbestuurslid Hoefer, die juist zijne bevordering tot Majoor had ontvangen en wiens kamer als bewijs van groote waardeering van de zijde der Belgen, met groote bloemstukken was versierd. Hier had een hartelijke ontmoeting plaats met den zoon van een bij tal van Verbondsleden zeer bekende en om haar gastvrijheid vermaarde Vlaamsche familie, Roger Ameye; verder met Dr. Paul de Keyzer, bestuurslid van Tak Gent en Nath. Heyndrickx, voorzitter der Letterk. en Wetensch. Afd. van den Tak Aalst. Namens het Hoofdbestuur werd aan allen stoffelijk en geestelijk voedsel vereerd. Het was een dankbaar bezoek. Den volgenden dag naar Harderwijk! In het kamp werd na lang gezoek, Henri Picard, student in de | |
[pagina 8]
| |
Rechten te Brussel, aangetroffen. Hij mocht mee naar het hotel. Schriftelijk is later met den Afd.-secretaris behandeld wat als uitslag van het onderhoud met den heer Picard, was vastgesteld en waarbij de medewerking van de Afdeeling zou kunnen baten. * * *
Het bezoek aan de interneeringen is tijdroovend en soms bezwaarlijk geweest. Maar de leus dat het A.N.V. zijne leden in ballingschap opzoekt om hen met raad en daad bij te staan, mocht niet ijdel blijken. Picard schreef uit het kamp van Harderwijk o.m.: ‘In dankbare herinnering zal in mij blijven voortleven het aandenken aan het onverwachte en vereerende bezoek. Zaterdag gaan onze menschen in de barakken en dan zet ik mij aan het werk in overeengekomen zin: over het resultaat schrijf ik over kort meer.’ Een bewijs, hoe in Vlaanderen zelf deze daad van het Hoofdbestuur zal worden gewaardeerd, is dat de heer Meert, toen zij reeds in gang was, de groote wenschelijkheid er van aangaf. |
|