Adres inzake Nederl. Passen.
In het begin van December is door het Dagel. Bestuur het volgend adres verzonden:
Aan
Zijne Excellentie den Minister van Buitenlandsche Zaken,
's-Gravenhage.
Excellentie,
Namens het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond, hebben de ondergeteekenden de eer de aandacht van Uwe Excellentie te vragen voor eene aangelegenheid, welke naar de meening van dat Bestuur dringend voorziening behoeft.
De hier te lande afgegeven passen voor reizigers naar het buitenland worden uitsluitend in het Fransch gesteld. Reeds voor het uitbreken van den tegenwoordigen Europeeschen oorlog zijn meermalen klachten geuit tegen dit gebruik, dat afwijkt van den in andere landen gevolgden regel om de passen in ten minste twee talen te stellen, van welke een de landstaal is.
Sedert het uitbreken van den oorlog, is het, gelijk uit verschillende courantenberichten blijkt, herhaaldelijk voorgekomen, dat Nederlandsche reizigers in moeilijkheden zijn geraakt, omdat zij alleen in het Fransch gestelde passen bezaten. Terwijl in gewone tijden de passen slechts zelden behoeven te worden vertoond en dan nog in den regel alleen aan autoriteiten, die de Fransche taal machtig zijn, worden in den tegenwoordigen tijd de passen dikwijls nagezien door militairen en lagere autoriteiten, die geen vreemde taal kennen. Dit leidt voor Nederlandsche reizigers allicht tot onaangenaamheden en tijdverlies.
Is het uitsluitend gebruik van een vreemde taal voor de Nederlandsche passen reeds lang een doorn in de oogen van vele onzer landgenooten geweest - om dringende redenen van practischen aard is het derhalve in de tegenwoordige tijdsomstandigheden nog meer gewenscht om het tot dusverre gehuldigde stelsel te laten varen. Waar bovendien het middel om tot een beteren toestand te geraken, naar ons Hoofdbestuur meent, kan bestaan in het laten drukken van andere passen in twee of meer talen en in het buiten gebruik stellen der tegenwoordige formulieren en dus eenvoudig en weinig kostbaar is, meent ons Bestuur te mogen vertrouwen dat Uwe Excellentie wel termen zal kunnen vinden om tot een andere regeling over te gaan.
Nopens de vraag of het gewenscht kan zijn om behalve de Nederlandsche taal steeds alleen de Fransche te bezigen, dan wel of het beter zal zijn om nevens het Nederlandsch gebruik te maken van de taal (of de talen) van het land (of de landen) waarheen de reis wordt ondernomen, meent het Hoofdbestuur zich niet te moeten uitspreken. Gaarne verlaat het zich ten deze op het inzicht van Uwe Excellentie, die ook in de eerste plaats bevoegd is om te beoordeelen in hoeverre onder de tegenwoordige omstandigheden het Fransch nog als algemeene diplomatieke taal kan worden aangemerkt en of het aangaat van die taal nog een ruim gebruik te maken, ook waar het passen geldt voor reizigers naar landen, die met Frankrijk in oorlog zijn.
Het Hoofdbestuur zou het op hoogen prijs stellen, indien het te zijner tijd van Uwe Excellentie bericht mocht ontvangen, dat Zij deze aangelegenheid tot oplossing heeft gebracht in den door ons Bestuur gewenschten zin.
Van Uwe Excellentie de dienstwillige dienaren,
(w.g.) H.J. KIEWIET DE JONGE,
Algemeen Voorzitter.
(w.g.) ROELFSEMA,
Algem. Secretaris-Penningmeester.