Neerlandia. Jaargang 18
(1914)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-Indië.Het Koloniaal Instituut te Amsterdam.In No. 8 van den jaargang 1912Ga naar voetnoot*) maakten wij melding van de oprichting en gaven wij een overzicht van doel en strekking, alsmede van den grootschen opzet dezer instelling. Omtrent het uiterlijk en het inwendige van de gebouwen, die het Koloniaal Instituut, met zijn neveninrichtingen, zullen herbergen, bevat de Indische Mercuur van 13 November j.l. eenige plaat- en tekstgegevens, waaraan wij thans voor ons Verbondsblad 't een en ander ontleenen. Zooals bekend is, zal het Koloniaal Instituut verrijzen waar de voormalige Oosterbegraafplaats gelegen is; van uit het midden der stad te bereiken door of langs de Muiderpoort; aan de noordoostzijde is het terrein begrensd door de Linnaeusstraat, aan de zuidoostzijde door het Oosterpark. Aan de Muiderpoort- en aan de Linnaeusstraatzijde zullen zich de hoofd-gevels, die dus meer of min rechthoekig op elkaar staan, voordoen als de fronten van twee massieve gebouwen; het eerste, waarvan de voorgevel 160 M. breed is, zal bestaan uit twee verdiepingen met een hoog dak, voorzien van dakvenster-topgevels; het tweede met een 70 M. breeden voorgevel bevat drie verdiepingen; beide gebouwen hebben bovendien een lagen onderbouw. De twee hoofdgevels, hoewel onderling overeenkomst vertoonende en beide met hunne forsche vierkante torens de herinnering opwekkende aan het front van het Rijksmuseum, zijn toch ook weêr verscheiden; die aan de Linnaeusstraatzijde vertoont enkele | |
[pagina 233]
| |
Koloniaal Instituut en Museum te Amsterdam aan de zijde van de Linnaeusstraat.
boogvormige lijnen in de raamomvattingen, terwijl de gevel tegenover de Muiderpoort alleen rechthoekige raamafsluitingen heeft; beide hebben het Hollandsche renaissancetype, o.m. uitkomende in de topgevels boven de beide hoofdingangen, en in de dakvenstervormen van den noordwestelijken hoofdgevel. De uiterlijke verbinding tusschen de rechthoekig op elkaar staande zijgevels van de beide hoofdgebouwen, Koloniaal Instituut en Museum te Amsterdam van de Muiderbrug af gezien.
wordt gevormd en aangevuld door een kwartcirkelvormig front van slechts een verdieping hoogte en met een plat dak. Breede bordessen geven toegang tot de hoofdingangen aan beide frontzijden. Het hoofdgebouw aan de Muiderpoortzijde zal het eigenlijke Koloniale Instituut herbergen. Van de monumentale, door een koepel verlichte hal uit, wor- | |
[pagina 234]
| |
den de ruimten en zalen bereikt. Men vindt er de groote Aula, waarin 680 toehoorders plaats zullen kunnen vinden, de kleine Aula voor 120 personen; voorts vergaderzalen, bestuurszalen, vertrekken voor het algemeen secretariaat, ontvang- en personeelkamers. Een twaalftal vertrekken zullen bestemd worden voor cursuslokalen; op de eerste verdieping bevindt zich de bibliotheek, met leeszaal, terwijl het torenvormige boekenhuis, met een uitleenbureau zich over de geheele hoogte van het gebouw verheft. De linkervleugel van het eerste hoofdgebouw rechthoekig aansluitende aan het tweede, met den cirkelvormigen overgang daarvoor, is aan de handelsbelangen en aan de handelsgrondstoffen gewijd; een laboratorium dat over 17 lokalen beschikt, een werkzaal van 7 bij 15 meter, en vele andere vertrekken en bergplaatsen, zullen hier in dienst gesteld worden van de cultures en de industrie. Het laboratorium is zoowel voor zoölogische als voor botanische onderzoekingen ingericht. In het onderhuis van het Handelsgebouw zijn lokalen ontworpen voor het gereedmaken van de schoolverzamelingen, een arbeid vroeger met zooveel goeden uitslag ter hand genomen door het Koloniaal Museum te Haarlem, dat ook zijn waardevolle bibliotheek geheel aan het Koloniaal Instituut afstond. Het tweede hoofdgebouw, dat zijn front aan de Linnaeusstraat heeft, zal hoofdzakelijk bestemd worden voor museum. Een centrale lichthof in het midden van het gebouw is ombouwd door drie verdiepingen, die ieder een oppervlakte van 1740 M2. voor tentoonstellingsdoeleinden hebben, terwijl de lichthof zelf nog 945 M2. daarvoor biedt. Dat museum, een blijvende tentoonstelling dus, moet een beeld geven van onze koloniën, zoowel wat betreft bevolking als voortbrengselen. De afdeeling Handelsmuseum zal hier een uitstekende gelegenheid vinden aanschouwelijk voor te stellen, datgene, waarmede theoretisch in de studeerlokalen is kennis gemaakt; van ieder der groote cultures zal hier in een bestendige groep, een duidelijk beeld worden gegeven van de wijze waarop de cultures worden bereid, verwerkt en verhandeld; verspreiding, omvang, eigenaardigheden der cultuur, de ziekten die de stamplant bedreigen zullen hier aanschouwelijk worden voorgesteld. Het museum zal ook van groot nut zijn voor de tweede afdeeling van het Koloniaal Instituut, n.l. de afdeeling Volkenkunde, die hare dienstlokalen in een uitbouw heeft aan den zijgevel van het museumgebouw, welke aan den tuin grenst, en waarin tevens directie-, personeel- en studiekamers zijn te vinden. Deze afdeeling beoogt in de eerste plaats de economische en maatschappelijke verhoudingen van de bevolkingen onzer koloniën te bestudeeren. In het museum zal dan weder gelegenheid zijn al datgene ten toon te stellen wat den beschavings- en ontwikkelingstoestand der verschillende bevolkingen zal doen kennen. Daarbij zal dan niet getracht worden een beeld te geven van vroegere, niet meer bestaande of uitstervende gebruiken, maar van de thans bestaande verhoudingen, toestanden en leefwijzen. De huidige inlandsche maatschappij zal daar voor oogen gesteld worden. De derde afdeeling eindelijk, die voor tropische hygiëne, wordt te zamen met het Universiteits-laboratorium voor de gezondheidsleer in één gebouw ondergebracht, dat door de Gemeente Amsterdam zal worden gebouwd en plaats zal vinden in den zuidwestelijken hoek van het terrein, met den hoofdingang aan het Oosterpark. Dit gebouw, uiterlijk geheel afwijkende van de andere, maakt geen grootschen indruk; het heeft slechts een verdieping en stijl kan er niet aan toegekend worden. De eenige versiering, die er uitwendig aan te zien is, aan den ingang, lijkt wel van Indisch karakter en doet wat vreemd aan dit overigens saaie gebouw. Over het nut en den aard der studie van de tropische hygiène werd in ons vorig stukje 't een en ander gezegd, zoodat wij daarop nu niet terug komen. Dat hier samenwerking werd verkregen met het gemeentelijk laboratorium zal op de studie der tropische ziekten van zeer goeden invloed kunnen zijn. Er zal worden beschikt over een college-zaal voor 140 toehoorders en over een groot aantal vertrekken, als teekenkamers, afdeelingen voor vivisectie, fotografie, wasscherij, sterelisatie, operaties, enz. Door een boekerij met leeszaal en de noodige laboratoria zal de inrichting verder aan alle te stellen eischen kunnen voldoen. Het Koloniaal Instituut, de grootsche instelling, zooals Amsterdam en ettelijke Amsterdamsche handelsmannen zich die gedacht hebben, zal dus over 't geheel waardig en goed gehuisvest worden. Met den bouw zal vermoedelijk in het voorjaar van 1915 worden begonnen, onder leiding van den ontwerper der beide hoofdgebouwen, den heer M.A. van Nieuwkerken; men rekent dat over een viertal jaren, van het begin van den bouw af, alles gereed zal kunnen zijn. |
|