De Taak van het A.N.V.
Michelsen, de man die als minister-president meer dan eenige andere Noor in 1905 de volkomen zelfstandigheid van zijn land heeft bewerkt en door heel zijn volk nog in eere wordt gehouden, heeft onlangs aan een Noorsch blad gezegd wat z.i. de taak van het Noorsch Verbond moest wezen. Het trof ons dat wat hij zeide zoo goed toepasselijk is op ons eigen Verbond en ons volk. Hij zei:
Een van onze eerste plichten als een klein volk, dat geen machtsontwikkeling begeert, is onzen nationalen aard, onze geestelijke en stoffelijke beschaving in een zelfstandig land te handhaven en te ontwikkelen. En nu is het, mijns erachtens, de taak van het Noorsche Verbond om onder allen van Noorschen stam het gevoel dat zij bijeen hooren levendig te houden en te ontwikkelen. Dat is geen politiek, maar in de allereerste plaats een taak van vaderlandsliefde en van beschaving.
De Engelschen hebben een buitengewone gave en een groote trouw om hun liefde voor de beschaving van het moederland te bewaren, waar zij zich ook in de wereld bevinden. De Duitschers toonen een nationale eensgezindheid die wij moeten bewonderen. Frankrijk geeft groote sommen uit om door middel van de Alliance Française voor de natie te behouden al wie het land verlaat en belangstelling en genegenheid voor Frankrijk te wekken. En bij een aantal kleinere en krachtig levende kultuurvolken zien wij hetzelfde. Het Noorsche Verbond heeft een dergelijke taak voor Noorwegen, - veel te weinig gewaardeerd. Maar de duizenden zonen en dochteren van weggetrokken Noren, die van het jaar in het moederland komen om ons nationaal hoogtij te vieren, brengen de boodschap, dat Noorwegen veel rijker in nationale beschaving is dan onze volkstelling hier aangeeft. Wij hebben bijna evenveel zonen en dochteren over de wereld verspreid als hier te lande. Die allen bijeen te brengen, niet politiek, maar nationaal bijeen te brengen, als een geestelijk bolwerk voor Noorsche beschaving, Noorschen volksaard en Noorsche zelfstandigheid, daarin zie ik, juist in dit jubeljaar, een van onze eerste nationale plichten.
Zijn deze woorden van den staatsman Michelsen niet bij uitnemendheid op ons volk en het A.N.V. van toepassing? Wij hebben ook, in onze koloniën, in België, in Zuid-Afrika, in Amerika en elders in de wijde wereld nagenoeg evenveel zonen en dochteren van Nederlandsche stam en taal als in Nederland. In die allen het gevoel te wekken of levendig te houden en te ontwikkelen, dat zij bijeenhooren en een gemeenschappelijke taal en beschaving hebben, - dat is de schoone, maar moeilijke taak van ons Verbond.