Buitenland
Hollandsche herinneringen in Denemarken.
In De Groene schrijft de heer J.H. Rössing een belangwekkend artikel over bovenstaand onderwerp. Het volgende is er aan ontleend:
Eens was Nederland, voornamelijk Amsterdam, de toongeefster en het voorbeeld van Kopenhagen en ook van andere Deensche steden. Honderden en honderden Hollanders hebben er zich, vooral in de 16e en 17e en ook nog in het begin der 18e eeuw gevestigd, gelijk er zich thans vele sigarenmakers vestigen. Deze Hollanders waren er den Kopenhagers in alles ten voorbeeld, in kunst, in ambacht, in bedrijf, in groententeelt, in vruchtenkweek, in school entooneel. De eerste schouwburg b.v. in Kopenhagen was een Nederlandsche en werd door Nederlandsche tooneelisten met een Nederlands;h stuk geopend; de eerste balletmeester K.v. Mander, was een Nederlander, de eerste groote Deensche actrice, die bovenal uitmuntte in de eerste rollen van Molière's en Holberg's blijspelen - eene mooie vrouw met nobel aangezicht, zooals blijkt uit haar afbeelding in het Tooneelmuseum in een der bijgebouwen der koninklijke paleizen - was eene Nederlandsche, een achterkleindochter van den beroemden Karel van Mander, geboren te Meulenbecke in Vlaanderen, later gevestigd in Haarlem en in 1606 overleden, bekend als schilder, rederijker en schrijver van: ‘Het leven der doorluchtige Nederlandsche en Hoogduitsche schilders’. Hij liet een zoon na, ook Karel genaamd, die zich te Delft als schilder en tapijtfabrikant vestigde. Frederik II, Koning van Denemarken, ontbood hem naar Kopenhagen en droeg hem op 26 tapijten te maken tot versiering der groote zaal van zijn pas voltooid en uitgebreid kasteel Frederiksborg. Deze tapijten, nog aanwezig, die ieder een verschillende episode uit de Scandinavische geschiedenis uitbeelden, waren zoo gemaakt, dat ze bij plechtige gelegenheden opgehangen en weder afgenomen konden worden.
De maker dezer beroemde tapijten, Karel van Mander, stierf in 1623. In datzelfde jaar trok zijne weduwe - van zich zelf eene juffrouw Cornelia Roswijke - met haar broer en haar geheele gezin ter behartiging van hare belangen naar Kopenhagen en bleef er met der woon. Haar zoon heette als haar man Karel. Deze, de derde Karel van Mander, genoot als zijn vader hooge onderscheiding van den Deenschen Koning en werd ook de beroemde hofschilder. Zijn meesterstuk was het portret van zijn beschermheer Christiaan IV. In musea, in de verzameling van Graaf Moltke te Kopenhagen, maar bovenal in het kasteel Frederiksborg bevinden zich vele schilderijen van dezen derden Karel van Mander.